Bijna 42

Door Frans

Dit is een verhaal dat nog in ontwikkeling is. Alhoewel het een sterk autobiografisch verhaal is, bevat het ook een aantal opmerkelijke verschillen met de werkelijkheid. Het moet dan ook eerder gelezen worden als een roman dan als een verslag van de werkelijkheid. Dit geldt in het bijzonder aantal romanpersonages die gebaseerd zijn op werkelijke personen. Ik laat ze soms dingen doen die ze niet gedaan hebben en waarschijnlijk ook nooit zouden doen.
Deze versie is van 20 augustus 2010.




1

    De zinloosheid van de zinloosheid, zei de hoogleraar filosofie.
    De zinloosheid van de zinloosheid, het is allemaal zinloos.

    De hoogleraar stond bekend als een wijs man die goed kon luisteren. Naar veel zaken heeft hij diepgravend onderzoek gedaan en daarover heldere beschouwing geschreven. Bekend waren zijn lezingen die door velen bezocht werden.

    Maar wees gewaarschuwd. Er is geen einde aan het schrijven van boeken en van veel studeren wordt je moe.

    (vrij naar Prediker 1:1; 12:9,12)

2

Nu ik dit schrijf, ben ik bijna 42. Wanneer het precies allemaal begonnen is, weet ik niet meer. Maar als ik dan toch een begin moet kiezen, dan is het dat moment dat we in de vertrekhal van Schiphol wachtte op ons vliegtuig naar Beijing. Dat is nu zeven jaar geleden. Toen daar op dat moment had ik nog geen enkel vermoeden van wat hoe ik nu aan zou kijken tegen mijn toen evangelisch haast fundamentele geloofsovertuiging. Toen ook al was er, zonder dat ik het zelf besefte, een verlangen naar verlichting. Maar ik had toen nog geen enkel besef van de verlichting die ik nu gevonden heb. Het was een van die zeldzame momenten dat er niets anders te doen was dan te wachten op de dingen die gingen komen. Onze koffers waren ingecheckt. Er was niets meer te doen en niets meer om me zorgen te maken. Het was voor het eerst in dagen, zo niet weken, dat ik volledig tot rust kwam en ik dat merkwaardige gevoel kreeg dat alles in evenwicht was. Een van die zeldzame momenten dat je je boven de dagelijkse werkelijkheid uitgetrokken voelt en alles er plotseling anders uitziet. Zo'n moment dat je beseft dat je leeft en je je afvraagt waarom je je dat niet vaker beseft.
       Ik zat op een bankje dat uitkeek over de vliegtuigen die langs de gates stonden en ik maakte wat aantekeningen in het reisdagboek dat ik begonnen was. Mabel speelde in de kinderspeelplaats achter me terwijl Xuefang op haar lette. In de afgelopen weken waren we voornamelijk bezig geweest met het opruimen van ons huis en het inpakken van de koffers, wat hoofdzakelijk bestond uit het uitkiezen en inpakken van grotere en kleinere cadeautjes. Als je na drie jaar opnieuw thuiskomt in China dan verwachten alle familieleden, vrienden, kennissen en buren dat je cadeautjes voor ze meebrengt. Tot laat in de avond waren we nog bezig geweest met het herinpakken van onze koffers en handbagage. Niet alleen was er een beperking aan de hoeveel die we konden meenemen, ook moesten we rekening houden met Mabel, die pas anderhalf jaar oud was. Er waren maar weinig dingen waarop ik had gestaan dat ik ze mocht meenemen. Het grootste voorwerp was een Toshiba T1000 laptop, maar dan ook alleen omdat we het voornemen hadden deze in China achter te laten bij onze familie. Natuurlijk had ik ook mijn bijbel in de statenvertaling meegenomen die ik tijdens een zomerbijbelschool had ontvangen. Ik had ook een floppy bij me met daarop de volledige tekst van "Zen and the Art of Motorcycle Maintenance" die ik een paar weken daarvoor van het Internet had geplukt. Over of het hier een legale kopie betrof, maakte ik me niet zoveel zorgen omdat ik het boek zelf eens had aangeschaft.
       Terwijl ik daar zo zat, dwaalde mijn gedachten af naar Sonja, een Zweedse van ongeveer mijn leeftijd, die ik een paar maanden daarvoor slecht eenmaal had ontmoet tijdens een sollicitatieprocedure voor een baan als onderzoeker bij een ESPRIT-project. Het kostte mij even moeite om haar gezicht voor de geest te halen. Een van de allereerste vragen die zij mij stelde was welke programmeertalen ik allemaal kende. Bij iedere taal die ik noemde, reageerde ze enthousiast. Ze slaakte een korte vreugdekreet toen ik LISP noemde en er aan toevoegde dat ik die taal mezelf had aangeleerd met enkel de LISP 1.5 Programmer's Manual van John McCarthy. Voor ik het wist zaten we als twee nerds geanimeerd te praten over het schrijven van programma's en de kwaliteiten van programmeertalen. Zij was gepromoveerd op het gebied van de denotationele semantiek. Ik had nog nooit eerder een vrouw ontmoet die zo zeer mijn interesses deelde op het gebied van de informatica als Sonja. Ik sprak met haar omdat ze reeds was aangenomen voor het project en wij nauw zouden gaan samenwerken. Na het enthousiaste gesprek dat ik met haar had gehad, was ik niet erg verbaasd dat ik aangenomen werd. Meteen na onze reis naar China zou ik beginnen bij dit project. Wat mij aansprak in de baan was de mogelijkheid om in het verlengde van het project te gaan promoveren. Toch twijfelde ik er aan of het wel de juiste keuze was geweest en voornamelijk omdat ik bang was dat mijn relatie met Sonja zich in een richting zou kunnen ontwikkelen die ik niet wenste. Ik herinnerde me weer haar zachte stem en het prettige Zweedse accent waarmee ze in het Engels sprak. Ik schrok wakker uit mijn overpeinzingen toen achter mij Xuefang mij riep dat we Mabel nog een keer moesten verschonen.
       Ondanks dat we het geluk hadden dat we vrije stoelen in de business class kregen toegewezen, kwamen we niet echt aan slapen toe, omdat Mabel weigerde om in slaap te vallen. Het was mistig toen we in Beijing arriveerde en we ervoeren al snel wat dat betekende in combinatie met een temperatuur van 26 graden. Vlak voor de douane raakte ik Xuefang en Mabel uit het oog. Ik was een van de laatste die met zijn bagagekarretje langs de douane reed, zonder dat de beamten de moeite namen er een blik op te werpen. Buiten trof ik Xuefang druk in gesprek met enkele van haar vrienden. Ik groette hen kort.
       Even later stonden we in de overvolle vertrekhal van "Beijing International Airport" te wachten op onze binnenlandse vlucht die pas over een uur of zeven zou vertrekken. De hal was gevuld met lange rijen stoelen, die voor meer dan de helft bezet waren. Xuefang was druk in gesprek verwikkeld (in het Chinees natuurlijk) en ik was al snel opgehouden met te vragen waar het over ging, want ze kwam er nauwelijks aan toe om mijn vragen te beantwoorden.
       Mijn blik ging over de vele Chinezen die in de vertrekhal liepen, zaten en sliepen. Het is vreemd hoe je tijdens zulke reizen er altijd weer een paar mensen zijn die je terug ziet. Zo zag ik een vrouw in een Chinese rode jurk langslopen die ik in de wachtruimte op Schiphol ook had zien zitten. Op een gegeven moment viel mijn blik op Xuefang en haar gezicht kwam mij plotseling vreemd voor. "Wie is zij? Waarom ben ik hier?" Het was een moment van desoriëntatie, waarschijnlijk veroorzaakt door de combinatie van vermoeidheid, de vreemde omgeving en het groot aantal onbekende mensen. Mijn gedachten gingen terug naar hoe we elkaar hadden leren kennen, waren getrouwd en Mabel hadden gekregen. Ik moest ook denken aan de reden achter onze reis. We wilde graag nog een tweede kind krijgen, om ons gezin volledig te maken en met een baby zou het moeilijk zijn om deze lange reis te maken, vandaar dat we besloten hadden om nu op bezoek te gaan. We hoopte dat ons tweede kind een jongetje zou worden en hadden al een naam voor hem in gedachte: Johan. Het was niet alleen omdat we al een dochter hadden, maar ook een beetje omdat ik de enige zoon van mijn vader was en ik al van mijn vroegste jeugd had gehoord dat ik onze familienaam alleen voortgezet zou worden als ik een zoon zou krijgen. Mijn vader had wel een oudere broer, maar deze had ook geen kleinzoons. Tijdens de zwangerschap van Xuefang was ik geïnteresseerd geraakt in onze stamboom en ontdekte ik dat mijn grootvader alleen een jongere zus had en dat toen hij geboren werd zijn ouders nauwelijks één week getrouwd waren. Zijn vader kwam uit een rijke geslacht, maar het had er alles van weg dat hij daarin niet deelde, omdat zijn vader al jong overleed aan TBC. Als wij geen zoon zouden krijgen, zou dat ook het einde betekenen van het nageslacht (met zijn achternaam) van mijn onfortuinlijke overgrootvader die een kind had verwekt toen hij nog niet gehuwd was.
       Een van de vrienden van Xuefang, Meneer Wang, was er op een gegeven moment met Mabel vandoor gegaan en kwam even later terug met een hondje op batterijen, het eerste van vele cadeautjes die we in de daarop volgende weken zouden ontvangen. Opnieuw overviel mij een gevoel van vervreemding terwijl ik daar zo stond tussen duizenden Chinezen, niet in staat om maar ook iets te lezen behalve dan de westerse namen van de snoepjes en snacks die in te toonbanken van de winkeltjes lagen. Ik ben nog een paar keer wezen kijken bij het "wisselkantoor", niet meer dan een kaal kantoor met een tafel er in. Midden op de tafel stond een stekkerblok met vier voedingen er in die verbonden waren met even zoveel rekenmachines. Ik zag hoe de mensen dollars door een doorgeef luik gaven en er een muntje voor terug kregen. Na een aantal minuten werd ze dan weer geroepen en kregen ze een stapeltje met briefjes en vaak ook nog wat muntjes terug.
       Toen de tijd was gekomen dat we konden inchecken, namen we afscheid van onze vrienden die een deel van onze bagage (voornamelijk luiers voor Mabel) met zich meenamen, want we zouden aan het eind van de vakantie een kleine week in Beijing verblijven. Zoals gebruikelijk verliep het inchecken erg chaotisch met veel geschreeuw en geduw om aan de beurt te komen.
       Opnieuw was er een moment van wachten, maar nu voor een binnenlandse vlucht. Een vlucht van ruim drieënhalf uur naar een grote plaats in het verre westen van China, terug in de richting waar we vandaan kwamen. Maar het was de enige manier om er te komen. We waren vol goede moed toen bleek dat we zonder al te veel vertraging aan boord konden gaan van de Russische Li-86 waarmee we zouden vliegen. Al snel bleek onze hoop ongegrond omdat het meer dan een uur duurde voordat het toestel begonnen te taxiën. Meer dan twintig minuten later stonden we klaar op de startbaan, maar in plaats van dat de motoren aanzwelde om zich gereed te maken voor de start, reden we weer langzaam de startbaan af. Pas een half uur later werd ons medegedeeld dat de start was uitgesteld vanwege onweer. Ik keek nog naar buiten, maar daar was niets te zien wat daar op wees. Het werd langzamerhand steeds onrustiger in de cabine. Het enige wat het cabinepersoneel tot dan toe gedaan had, was het met een doekje afnemen van het condens wat zich afzette op de bagagebakken boven onze hoofden.
       Omdat het tegen zessen liep, begon het personeel uiteindelijk maar met het uitdelen van de maaltijd, want het is immers zeer onbeleefd om je gasten geen eten voor te zetten wanneer het etenstijd is. Er verschenen karretjes met daarop hoge stapels dozen van rood transparant plastic. Het uitdelen ging langzaam, en ze waren dan nog druk bezig toen het vliegtuig weer ging rijden. Zo gebeurde het dat we rond kwart over zes opstegen met neergeklapte tafeltjes en een half opgegeten maaltijd voor onze neus. De rest van de vlucht verliep verder voorspoedig, zonder enig teken van slecht weer. Gelukkig waren er veel meisjes (vrouwen) die erg gecharmeerd waren van onze knappe Mabel en kwamen vragen of ze haar even mochten dragen. Mabel vond het allemaal wel best en zo waren wij even van haar af. Om een of andere reden is het schoonheidsideaal van de Chinezen een westers uiterlijk en Mabel voldoet daar dus in hoge mate aan. Overigens, toen Mabel nog een baby was, hoorde we ook heel vaak mensen haar uit maken voor een mooi popje, hoofdzakelijk vanwege de bos donker haar die ze al snel na de geboorte had, iets was vrij normaal is voor Chinezen.
       Toen het vliegtuig begonnen was aan de afdaling, kregen we een prachtig uitzicht over de besneeuwde pieken van het gebergte naar het oosten van de stad. Tussen de pieken zat ook de beroemde Feng Huang piek. Mabel zat stil bij Xuefang op schoot en we hadden net al onze tassen weer ingepakt. Ik deed de suggestie dat ik misschien een foto moest maken. Xuefang antwoordde: "Nee laat maar. Dat kunnen we nog vaak genoeg doen". Het zou anders lopen dan gedacht, want tot op heden zijn we nooit meer terug geweest.

Toen we uitstapte was het buiten nog weer warmer dan in Beijing, ongeveer 32 graden, maar omdat de lucht veel droger was, voelde het toch veel aangenamer. We hadden het vliegtuig verlaten via de trap die onder uit de romp van het vliegtuig geklapt was. Het toestel stond ergens midden op het terrein geparkeerd, ver van een van de gebouwen. Dus klapte we onmiddellijk de buggy uit die we de hele reis al als handbagage bij ons hadden gehad en wandelde rustig naar het hoofdgebouw. Het was ongeveer tien uur volgens de officiële Chinese tijd, maar twee uur vroeger volgens de lokale klok omdat we circa twee tijdzones naar het westen waren gevlogen. Bij het hoofdgebouw aangekomen droegen we de buggy de trappen op. Aan de andere kant van het gebouw hadden enige familieleden al bijna vier uur staan wachten op onze komst. We besloten om Mabel bij hen achter te laten alvorens onze koffers op te halen. Gelukkig lukte het Xuefang om de bewaker te overtuigen om haar broer binnen te laten, zodat ik met Mabel bij haar zus en diens zoontje zou kunnen blijven.
       Pas ongeveer een half uur later konden we vertrekken met een auto van de werkeenheid waar onze familie toe behoorde. Toen we vertrokken, begon het al een beetje te schemeren. Ik was erg verbaasd over hoeveel er veranderd was sinds we tweeënhalf jaar eerder de stad op onze huwelijksreis bezocht hadden. De slierten met "Kerst"-verlichting die je toen bij ieder winkel zag, waren verdwenen. Nu zag je overal Chinese karakters in rode neon verlichting. Er waren verschillende nieuwe gebouwen met spiegelende buitenwering bij gekomen. Had de stad een paar jaar daarvoor nog erg agrarisch aangevoeld, nu leek het op sommige plaatsen wel een imitatie van een Amerikaanse stad. Maar er was natuurlijk ook veel hetzelfde gebleven. Het verkeer werd nog steeds gedomineerd door bussen en busjes van allerlei afmetingen. Wel leken er meer taxi's rond te rijden. De verkeerschaos en het toeteren was er in ieder geval niet minder op geworden. Verschillende keren rook ik de typische geur van de stad: de geur van geroosterd schapenvlees gekruid me komijn.
       Na ongeveer een half uur naderde we het huis van mijn schoonmoeder. Het begon al donker te worden, maar er was nog veel bedrijvigheid op straat. Eigenlijk komt 's avonds pas het straatleven op gang. Overal verschijnen dan de langwerpige barbecues, vaak niet meer dan een halfronde metalen bak op poten, die gevuld zijn met smeulend houtskool en waarboven reepjes schapenvlees gekruid met paprika en komijn geroosterd worden aan metalen prikkers. Er werd rondgereden met handkarren en op verschillende plaatsten stonden biljard tafels opgesteld. En overal zag je de peertjes die opgehangen waren aan touwen boven de brede stoep.
       De chauffeur moest verschillende keren toeteren voor hij door de mensenmassa heen de poort kon bereiken. De koplampen van de auto verlichtte het metalen hekwerk van het grote hek in de poort die meestal dicht was. Het kleine hek er naast was nog gewoon open, zodat de mensen gewoon in en uit konden lopen. Al snel kwam een van de bewakers naar buiten om het grote hek te openen nadat hij de auto had herkend. Ondanks dat het redelijk donker was, viel het me op dat de lage huisjes, eigenlijk hutten, die tussen de flats hadden gestaan, nu allemaal verdwenen waren en dat groenstroken met gras, struiken, paadjes en bankjes waren aangelegd. Er zaten nog wat mensen op bankjes langs de pad want het was nog steeds erg warm. Bij de flat werden we verwelkomt door mijn schoonmoeder die thuis op ons had gewacht en een maaltijd had klaar gemaakt. Maar voor we iets aten, moesten er natuurlijk eerst cadeautjes uitgewisseld worden. Wij kregen vooral veel kleren. Voor mijn neefje, het zoontje van Xuefangs jongere zus, hadden we een doos met Lego meegebracht. Mabel kreeg ook veel cadeautjes. Mij zwager gaf ons ook de Russische Zenit 122 camera met een bijbehorende lenzenset die hij in overleg met ons had gekocht. Er zat ook een occulair bij en hij liet zien hoe je die als kijker kon gebruiken door een van de lenzen er op te schroeven. De vergrotings factor was circa een tiende van de brandpuntsafstand in milimeters. Nadat we wat hadden gegeten en het meest noodzakelijk uit onze koffers hadden gehaald, gingen we zo snel mogelijk naar bed.

3

    Wat voordeel heeft de mens van alles wat hij doet op aarde?

    De ene generatie komt, de andere generatie gaat,
    en de aarde draait maar rond.

    De zon komt op en hij gaat weer onder,
    om vervolgens weer terug te keren naar de plaats waar hij op kwam.

    De wind blaast dan weer naar het zuiden, dan weer naar het noorden.
    Waarheen de wind blaast, daar blaast zij en zij keert weer terug.

    Al de rivieren stromen naar de zee. Toch raakt de zee nooit vol.
    In de richting waar de rivier stroomt, blijft hij altijd maar weer stromen.

    Al deze dingen zijn zo vermoeiend, dat niemand het kan verwoorden.
    Het oog wordt niet verzadigd met zien en het oor wordt niet gevuld van horen.

    Wat geweest is, komt terug, en wat gedaan is, wordt weer gedaan.
    Zodat er echt niets nieuws is onder de zon.

    Is er echt iets waarvan men zou kunnen zeggen: Zie het is nieuw?
    Het is alreeds geweest in de eeuwen, die voor ons geweest zijn.

    Er is geen herinneringen aan wat geweest is.
    En ook van wat nog gaat gebeuren, zal er geen herinnering zijn bij hen die daarna zullen zijn.

    (vertaling Prediker 1:2-11)

4

De volgende ochtend, werd ik al vroeg wakker. Mijn mond was droog en mijn keel deed pijn. Ik was duidelijk niet gewend aan de droge lucht. (Voor de volgende nacht zouden we een luchtbevochtiger moeten installeren.) Buiten was het al licht en de geluiden van de levende stad drongen binnen. Van de straat natuurlijk het geronk en geclaxonneer van bussen en taxi's. Af en toe een kreet van iemand binnen de compound. Maar ook het ritmische geluid van een bezem waarmee geveegd werd. Ik kon niet wachten om naar buiten te kijken en vanaf de met glas afgesloten balkonnen keek ik naar buiten. Snel haalde ik mijn camera om wat foto's te maken. Er was inderdaad veel veranderd. Tussen de flats in was nu veel groen. Ik volgde wat mensen die beneden wat rond schuifelde. Ik kon de verleiding niet weerstaan om naar buiten te gaan. Het was aangenaam weer buiten en de zon scheen al volop. Het beloofde weer een warme dag te worden. Meteen buiten de poort, was er een drukte van jewelste. Zowel naar links als naar rechts was er een markt gaande. Op kleden op de grond hadden boeren hun groenten uitgespreid. Achter hen stonden de driewielfietsjes met laadbak waarop ze waarschijnlijk al vroeg in de ochtend van buiten de stad op weg waren gegaan om hier de opbrengst van hun kleine akkertjes te verkopen. Even verderop hingen hompen vlees aan een kar en was een man een stuk vlees in stukken aan het hakken. Op een tafel voor een winkel was een vrouw druk bezig om mie te snijden van een stapel van hele dunne plakken deeg. Even verderop bakte een man gedraaide strengen deeg in een pan met olie tot een soort brood stengels. Ik bleef een tijdje staan kijken bij een winkel waar ronde Turkse broden werden gebakken in een tandir oven. Het deeg werd met een soort bolle ronde vorm tegen de binnenkant van de oven geplakt. Als het klaar was werd het met een metalen pikhaak er uit gehaald en in een soepele beweging op een tafel geslingerd. Ik besloot een brood te kopen. Ik wees een brood aan en de verkoper maakte duidelijke dat het 1 Yuan kostte (circa 10 cent). Ik kreeg het brood mee in een plastic tas en terwijl ik terug wandelde, brak ik er stukjes van af. Ik ging de poort voorbij en liep verder naar het grote kruispunt en beklom de voetbrug. Rond de voetbrug was er veel bedrijvigheid. Van vrouwen die langs de straat zaten te naaien tot en met een man die naast een oude weegschaal stond te wachten op mensen die zich wilde laten wegen voor een paar cent.
       Terwijl ik boven op de voetbrug stond, keek ik naar het verkeer dat onder me door raasde. Het bestond voor meer dan de helft uit bussen, variërend van minibusjes tot en met lompe gelede bussen. Ik verbaasde me over de manier waarop er linksaf werd geslagen. Groen licht betekend schijnbaar de kortste weg nemen in de richting waarin je wilt tot dat je iets tegen komt waardoor je niet verder kunt. Verderop aan de rechterkant waren verschillende nieuwe gebouwen met spiegelende beglazing verschenen. Aan de over kant van de weg, werd een hoog gebouw gebouwd. Maar ik ontdekte al een aantal barsten in de wandpanelen van de onderste verdiepingen. Typisch geval van Chinese kwaliteit, concludeerde ik. Toen ik me omdraaide, ontwaarde ik nog een aantal bouwputten. Ook in de verte waren er hijskranen zichtbaar. Er leek ook een zekere obsessie met wolkenkrabbers te bestaan. Iedere werkeenheid leek de andere naar de loef te willen steken met een nog hoger gebouw, en dat terwijl de stad zich te midden van een uitgestrekt woestijnachtig gebied bevond, met voldoende mogelijkheden om uit te dijen. Ook het blok rond de flat van onze familie was opgeknapt.

Ik liep terug naar huis en toen ik daar aankwam stond mijn schoonmoeder in de keuken te koken. Er werden broodjes gestoomd en ze bakte wat van het over gebleven eten van de vorige avond op, nauwelijks de helft was opgegaan, zoals het hoort. Mabel lag nog te slapen. Xuefang was al op. Een paar minuten later werd de ronde tafel te voorschijn gehaald en de krukjes er om heen gezet. Ronde tafels, het communistische symbool van gelijkheid. Ik at maar weinig van het eten, maar nog wel een stuk van het Turkse brood wat ik gekocht had. Ik sprak af met Xuefang om op zoek te gaan naar "normaal" brood. Na het eten voelde ik me moe en had ik de neiging om weer in bed te gaan liggen. In plaats daarvan speelde ik wat met een Tetris spelletje. Het zou ons een paar dagen kosten om te herstellen van de vermoeiende reis en om te wennen aan het tijdsverschil. Ook Mabel was helemaal in de war wat betreft haar slaappatroon. Ze hadden een klein houten bedje geleend van de lokale créche, maar daar weigerde ze in te slapen. Ze wilde bij ons in bed liggen. Mabel wilde ook niets eten en we zagen ons genoodzaakt om haar dan maar cola te geven tegen de uitdroging en haar zo tenminste nog wat noodzakelijke calorieën te geven. Was het drie jaar geleden nog onmogelijk om enige westers product te kopen, nu lagen de winkels er vol mee. Althans daar leek het op, want veel van de vertrouwde labels bevatte ook Chinese karakters als je beter keek en het was maar de vraag in hoeverre het niet een namaak product betrof.

5

    En ik nam mij voor om met wijsheid alles te onderzoeken wat er onder de hemel gebeurd. (Dit is de moeilijke bezigheid die de goden ons mensen gegeven heeft om onszelf mee af te matten.)

    Ik zag alles aan wat er gebeurde, en zie, het was alles zinloos en een kwelling voor mijn geest. Het kromme kan niet recht gemaakt worden en hetgeen ontbreekt, kan niet geteld worden.

    Ik zei tot mezelf: Ik heb me verdiept in de wetenschap en ik ben gegroeid in wijsheid, ook door te leren van dwaasheid en onzinnigheden, en ik ben daarin verder gegaan dan velen voor mij. Toch kan ik niet anders concluderen dat ook dit een kwelling voor de geest is.

    Ik zei tot mezelf: laat ik vrolijk zijn en van het leven genieten. Maar zie, ook dat is zinloos. Het lachen is onzinnig en vreugde maakt uiteindelijk geen verschil. Ik heb, zonder mijn verstand te verliezen, geëxperimenteerd met alcohol en drugs, om te ontdekken hoe de mens zijn dagen het beste kan vullen.

    Ik werd een succesvol ondernemer en mijn bedrijf had vele werknemers in dienst. Ik liet verschillende kantoorgebouwen neerzetten door gerenommeerde architecten. Ook liet ik een grote villa bouwen met daar omheen een grote tuin met vijvers en boomgaarden. Onder mijn studiegenoten was ik de succesvolste. Ook schafte ik mezelf veel luxe goederen aan en bezocht ik vele musicals, concerten en theater voorstellingen en maakte ik veel reizen naar exotische bestemmingen. (En tenslotte werd ik zelfs hoogleraar filosofie.)

    Ik keek naar alles waar ik naar verlangde om te kijken en ik onthield mij niets wat mij blij maakte. Mijn werk had mij veel voldoening gegeven en ik ervoer dit als de beloning van al mijn inzet.

    Maar toen keek ik naar alles wat ik bereikt had en alles wat ik had gebouwd, realiseerde ik me dat het zinloos was en kwelling voor mijn geest en dat daarin totaal geen enkel voordeel was onder de zon.

    (vrij naar Prediker 1:13-2:11)

6

Op de derde dag wilde ik graag gaan wandelen in de omgeving, maar Xuefang wilde met Mabel thuis blijven omdat ze bezoek verwachte. Het verhaal van de beeldschone Mabel had al snel de ronde gedaan en er was een niet aflatende stroom van verwanten, bekende en buren die hun opwachting maakte om ons te bezoeken. Ik zat er meestal maar wat bij omdat mijn kennis van het Chinees zeer beperkt was en ik in totaal niet in staat was om de gesprekken te volgen, laat staan er aan deel te nemen. Maar gelukkig had de broer van Xuefang wel tijd om met mij mee te gaan. We namen een Engels-Chinees zakwoordenboekje mee, want hij sprak ook geen Engels. Het was druk op straat. Wat dat betreft was er niet veel veranderd. Op de loopbrug over een drukke weg niet ver van huis, stonden verschillende mensen met tassen. Het drong niet meteen tot mij door dat zij die tassen stonden te verkopen. En zo was er nog wel meer straathandel. Niet ver van daar kwamen we bij een groot vrijstaand gebouw met veel bedrijvigheid. Het leek me dat het gebouw ooit een publiekelijke functie had gehad, een soort conferentieoord of museum. Voor het gebouw waren mensen bezig meubelstukken op bakfietsen en kleine pick-up trucks te binden. Binnen bleken de grote hallen vol gestouwd met meubels in een totaal onoverzichtelijke en chaotische manier. We keken een beetje rond. Ook op de tweede verdieping was het hetzelfde verhaal. Toen leidde mijn zwager mij naar de tuin aan de achterkant van het gebouw. Daar stond op een rond betonnen plateau een ijzerachtige rots opgesteld met een metalen bord er voor, hetgeen de indruk wekte dat dit iets bijzonders was. Echter gezien het gras en de struiken er om heen leek de betekenis voor de huidige bewoners van de stad verloren gegaan. Toen we aan kwamen gewandeld stond er een man vlak voor de rots, die echter wegliep toen wij er aan kwamen. Mijn zwager wees het woord "meteoriet" aan in het zakwoordenboekje. Op het bordje er voor ontwaarde ik het getal 30.000 en ik nam aan dat dat het gewicht was van deze meteoriet.
       Hij gebaarde ook dat hij een foto van mij wilde maken met mijn hand op dit stuk ijzergesteente dat ooit lang geleden uit de hemel op aarde was gevallen. Terwijl ik daar zo stond, dacht ik aan dat het lange tijd doelloos door de ruimte had gezweefd voor dat het de aarde was tegen gekomen. Plotseling voelde ik me heel klein, en ik keek naar de hemel en vroeg me af hoe het zou zijn als er nu een meteoriet recht op ons zou vallen. We zouden voorzeker sterven als we de inslag van een grote meteoriet van dicht bij zouden meemaken. Ik trok mijn hand terug en stapte van het platform. Toen ik me omdraaide en naar het ding keek werd ik gevuld met een mengeling van angst en ontzag voor het object. Toen ik rondkeek merkte ik de man weer op die met zijn rug naar ons toe circa 20 meter van ons vandaan voor een boom stond. Ik knikte naar mijn zwager in de richting van de man. Hij antwoordde met de woorden: "Qi Gong". Toen begreep ik dat de man de meteoriet als een bron van "magische" energie beschouwde.
       Terwijl we verder liepen, moest ik om een of andere vreemde reden terug denken aan een van de meest ingrijpende gebeurtenissen in mijn leven die plaatsvond in een zaaltje van de RAI in Amsterdam. Het was op een Hemelvaartsdag en omdat ik toch niet veel anders had te doen was ik met vrienden meegegaan naar een christelijke happening die gehouden werd in de RAI. Die vrienden raakte ik al snel kwijt in de drukte. Tijdens de middagpauze voelde ik me verdwaald en moest ik plotseling denken aan iemand die ik maanden daarvoor ontmoet had en waarvan ik meende dat hij ook voor de organisatie werkte. Alhoewel ik me zijn gezicht niet echt voor de geest kon halen, werd ik enthousiast van het idee hem opnieuw te ontmoeten. Toen ik voor de tweede keer navraag deed bij de "nazorg", nodigde een jongen mij uit voor een kopje koffie. We gingen ergens midden in de zaal aan een tafeltje zitten en al snel praatte ik breeduit over mijn leven. Alhoewel ik dat in die tijd met vrijwel iedereen deed die ik tegenkwam, bekroop me deze keer langzaam maar zeker het gevoel dat het een grote puinhoop was in mijn leven. Aan het eind van het gesprek stelde hij voor om samen te bidden. Ik aarzelde, maar stemde toe toen hij zei dat ik niet hoefde te bidden. Ik weet totaal niet meer wat hij op dat moment bad, maar wel dat ik uitgedaagd werd om mijn hart open te stellen voor God. Ik voelde me echt voor een keuze gesteld en na een korte aarzeling, stelde ik mijn hart open. Wat volgde was een zeer intense ervaring. Alle grenzen tussen God, mij en het universum leken te vervagen. Ik had het gevoel alsof mijn geest met gemak de zaal vulde waarin ik me bevond. Een heel warm gevoel omvatte mij en ik had een gevoel alsof ik thuis kwam, alsof ik op mijn bestemming was gekomen. Ik weet me nog goed te herinneren dat ik de volgende ochtend wakker werd met het gevoel dat ik opnieuw geboren was, alsof mijn leven nu pas was begonnen. Toen, daar op dat moment in China, geloofde ik nog in de echtheid van die ervaring, nu heb ik daar zo mijn twijfels over. Misschien was het maar een gewone mystieke ervaring uit mijn jeugd, zoals waarschijnlijk zoveel mensen die meemaken. Ik kan echter niet ontkennen dat het een van die levensbepalende ervaring in mijn leven is.
       In de jaren na deze ervaring las ik vrijwel dagelijks in de bijbel en alhoewel ik vaak twijfelde aan mijn geloof, raakte ik toch steeds weer overtuigd van de waarheid van de bijbel, omdat het mij leek dat de boodschap van de bijbel niet door mensen bedacht kon zijn. In die tijd was ik zeer fanatiek in het uitdragen van mijn geloof. Een aantal jaren later ben ik een keer in een zomervakantie drie maanden naar een bijbelschool geweest die werd gehouden in een klooster ten zuiden van Namen dat boven op een heuveltop stond. Er leefde daar nog steeds katholieke monniken, maar daar hadden we weinig contact mee, ook omdat de meesten alleen maar Frans spraken. De bijbelschool was georganiseerd door een protestante organisatie. Ik denk dat ze het klooster voornamelijk hadden geselecteerd vanwege de ligging en de verblijfkosten. Ieder sliep in een eenvoudige gastenkamer met enkel een bed, een kast en een bureautje. De middagmaaltijd deelde we met de monniken. Tijdens die maaltijden speelde er altijd een bandopname waarop iets in Frans werd voorgedragen. Wellicht dat het een schriftlezing was of een preek, dat heb ik nooit kunnen achterhalen. Met mijn gebrekkige kennis van het Frans kon ik er geen touw aan vast knopen. De maaltijd werd altijd zwijgend genuttigd. Het enige geluid wat je hoorde was dat van het bestek en borden. Aan de manier waarop de monniken de maaltijd nuttigde, kreeg ik het idee dat zij ook weinig aandacht bestede aan de bandopname. 's Ochtends en 's middags was er altijd thee die geschonken werd in een soort kommetjes, een "tas thee" zoals de Belgen het noemen. Ik heb nog een kommetjes als souvenir gekocht, maar een paar jaar later heb ik het kapot laten vallen en heb ik nog wel gezocht naar een vervanging, omdat ik er iets spiritueels aan vond om thee te drinken uit een kommetje.
       Ik heb zelf ook een aantal keren de vespers bezocht, tijdens welke de monniken Psalmen zongen in het Frans op een en dezelfde melodie. Ik had mijn eigen bijbel meegenomen en ontdekte dat de nummering van een groot aantal psalmen afweek. Psalm 9 en 10 waren samengevoegd tot een psalm 147 was in tweeën gedeeld, zodat het totaal aantal weer op 150 uit kwam. Aan het begin van deze bijbelschool hadden we een bijbel in de statenvertaling (editie 1977) gekregen, "Verklarende woordenlijst op de Statenvertaling", en een setje kleurpotloden. In de daarop volgende weken lazen we de gehele bijbel en voorzagen die van een kleurcodering. Ieder ochtend kwamen we bijeen voor studie en de rest van de dag waren bedoelt voor zelfstudie op je eigen kamer. Maar ik ging ook vaak met mijn bijbel onder de arm wandelen in de omgeving om ergens op een stille plek verder te lezen en te studeren. Tijdens een van die wandelingen was ik een verlate spoorlijn tegen gekomen. Ik volgde de spoorlijn benieuwd waar hij naar toe ging, omdat ik me niet kon herinneren hem even verder op te hebben gezien. Niet veel verder verdween de spoorlijn in de tunnel. Ik liep te tunnel een stukje in. Omdat deze in een bocht lag, kon ik het andere uiteinde niet zien. Toch liep ik steeds verder de tunnel in, aangetrokken door het avontuur. Maar ik was ook bang. Bang dat er plotseling een trein aan zou komen. Iets was zeer onwaarschijnlijk was, gezien de staat van de rails. Stel dat me iets zou overkomen, dan zou ik als vermist te boek gesteld worden, want de kans dat iemand me zou vinden zou natuurlijk erg klein zijn. Toch liep ik verder, vastberaden om niet toe te geven aan mijn angst. Op een gegeven moment kon ik het begin van de tunnel niet meer zien, maar ook het eind was nog niet in zicht. Ik ging half op de tast verder, want er was nauwelijks nog wat licht. Toch werd het op een gegeven moment voor me lichter dan achter me en verhoogde ik mijn tempo, totdat ik struikelde en bijna viel. Toen ik het eerste stukje van het einde van de tunnel zag, slaakte een zucht van opluchting, want het leek dat ik het gehaald had. Ik kon nu ook weer meer zien. Snel groeide mijn zicht op de uitgang en zag ik de groene begroeiing aan weerszijde van het spoor en het zonlicht dat naar binnen scheen. Terwijl ik de uitgang naderde werd ik overweldigd door de natuur en alle details die ik met mijn ogen kon zien. Ik voelde me bevrijd, herboren zelfs op een bepaalde manier, alsof ik altijd in de donkere aarde had geleefd en nu pas voor het eerst naar buiten kwam. Ik prees God voor zijn grootheid.
       Naast het door lezen van de gehele bijbel werden 17 van de 66 bijbelboeken ook meer diepgaand bestudeerd. Verder werden er woordstudies gedaan en kregen we onderwijs in algemene onderwerpen zoals hermeneutiek. Ook moesten we van het boek Prediker een eigen vertaling maken. Die bijbel in de statenvertaling is mij zeer dierbaar geworden en het is de bijbel die ik door de jaren heen het meeste gebruikt heb. Ondanks dat het taalgebruik ver staat van het huidige Nederlands, komt hij op een of ander manier toch heel getrouw op mijn over. Ook nu had ik hem weer meegenomen, ondanks dat ik er al een aantal maanden niet meer in had gelezen.

7

    Ze hield van haar werk, maar ze had vaak gemengde gevoelens wanneer ze een zwangerschapsecho moest maken. Vaak kwam er dan een hele familie de onderzoekkamer in en in het slechtste geval voorzien van videocamera en al. Ergens kon ze opwinding wel begrijpen van de ouders die de eerste glimp opvangen van hun aanstaande kind. Maar ze stoorde zich er aan dat deze ouders meestal niet begrepen dat het een serieus medisch onderzoek was dat vergaande consequenties kon hebben. Haar taak was om te onderzoeken of er geen ernstige afwijkingen te zien waren en om een aantal metingen te verrichten van het hoofd, de ruggengraat en het bovenbeen om de leeftijd van de vrucht te kunnen vaststellen. En sinds kort ook de dikte van de nekplooi. Het was pas een paar maanden geleden dat ze daar training voor had ontvangen en ze had nog niet de routine ontwikkeld om het snel te doen. Meestal moest de meting een aantal keren gedaan worden, vooral als de nekplooi dikker dan normaal was. Het ging per slot van rekening maar om tienden van millimeter.
           Deze middag gebeurde het weer eens. De ouders hadden hun amper twee jaar oude dochter de onderzoekkamer in meegenomen en ze voelde zich erg zenuwachtig toen de vader met zijn videocamera het vertrek rondzwaaide. Ze dacht er nog even over om het hoofd te roepen, immers het maken van video-opnames tijdens medische onderzoeken zonder schriftelijke toestemming van het ziekenhuis waren ten strengste verboden. En zij had ook haar recht op privacy. Ze merkte dat de vader ongeduldig werd toen het onderzoek langer duurder dan verwacht. Ze had al een keer of vier geprobeerd de dikte van de nekplooi te meten, die dikker dan normaal leek te zijn. Iedere keer draaide de foetus weer weg. Op dat moment wenste ze dat de vader met de dochter mee zou nemen naar buiten zodat de moeder even rustig zou blijven liggen en ze haar werk zou kunnen afmaken. Maar gelukkig was ze na twee pogingen zeker van haar zaak. Ze vulden 4,3 millimeter in op de daarvoor bestemde plaats van het formulier. Nu moest ze alleen nog de ouders verzoeken om even in de wachtkamer plaats te nemen zodat ze een consult met de gynaecoloog kon regelen voor vervolgonderzoek aangezien er een duidelijk verhoogde kans op het Syndroom van Down bestond. Ze keek nog even kort naar de geboortedatum van de vrouw. De vrouw was ouder dan ze in eerste instantie had gedacht, maar dat overkwam haar wel vaker bij allochtonen.

8

Op de eerste zaterdag had ik eindelijk het idee dat ik over mijn jet-lag heen was. Ik moest er nog wel steeds aan denken om twee uur van de tijd op de klok (die de officiële, Beijing-tijd aanwees) af te trekken om te weten wat de werkelijke tijd was. Er werd besloten dat we in de middag het graf van mijn schoonvader zouden gaan bezoeken, want mijn schoonzus moest die ochtend nog werken. De vader van Xuefang was al een aantal jaren voordat zij naar Nederland kwam, gestorven en ik kende hem alleen van een paar foto's. Iedereen deed nette kleren aan en rond een uur of drie (één uur lokale tijd dus) namen we de bus van lijn 6. Deze ging helemaal naar het middelpunt van de stad en vandaar door het oude centrum met zijn vele bazaars. Ergens in de buitenwijken kwamen we nog langs een soort amusementspark. De weg werd steeds stoffiger en langs de weg stonden huizen die wel uit leem opgetrokken leken te zijn. Tenslotte kwamen we bij de officiële begraafplaats van de stad aan. Omdat de vader van Xuefang een belangrijke leidinggevende functie binnen zijn werkeenheid bekleed had, had hij het recht verworven om op deze begraafplaats begraven te worden. Eigenlijk kun je niet echt schrijven van begraven, want hij was gecremeerd zoals in China gebruikelijk was. Zijn graf bestond uit een haast schouderhoge witte gedenksteen waarachter zich een kleine met een steen afgedekte ruimte bevond waarin plaats was voor twee urnen. Het was de bedoeling dat ter zijner tijd ook de urn met de as van mijn schoonmoeder in dit graf bijgezet zou worden. We stapte uit de bus en staken de weg over naar de ingang van de begraafplaats. Vanuit de ingang was er een lange laan die leidde naar een plein waarvan tegen de cirkelvormige achterkant vijf graven stonden van belangrijke mensen. In een van de graven lag het lichaam (of de as) van Mao Zemin, een jongere broer van Mao Zhedong. Links van het plein namen we een klein paadje wat verder de heuvel op ging. Links en rechts van het paadje stroomde water door de irrigatie kanaaltjes voor de vele bomen en planten. De top van de heuvel was zonder begroeiing. We rustte even uit van de klim in het eenvoudige, ronde paviljoen op de top van de heuvel. We liepen langs de vele rijen met gelijkvormige graven naar het graf van mijn schoonvader. Boven aan de gedenksteen was een rond bord gemetseld met daarop een zwart-wit afbeelding van mijn schoonvader. Recht daaronder, iets naar rechts stond zijn naam van boven naar beneden met zwarte karakters geschreven. Het was de bedoeling dat later links van hem de naam van mijn schoonmoeder geschreven zou worden. Aan de rechterkant stond geboorte en sterfdatums vermeld. In de linker onder hoek van de gedenkplaat stond van links naar rechts de naam van mijn zwager, de naam van Xuefang en de naam van haar zus. Ondanks dat mijn zwager het jongste kind was, werd zijn naam, volgens de traditie als eerste vermeld. Onder de naam van Xuefang stond mijn naam geschreven en daaronder weer de naam van Mabel. Links van Mabel was een plekje overgelaten voor de naam van ons toekomstige tweede kind. In gedachte zag ik daar al de twee Chinese karakters voor de naam Johan staan.

Nadat we de bloemen die we hadden meegenomen tegen de steen hadden geplaatst, hebben we foto's genomen van ons bij het graf in verschillende combinaties. Na nog een korte tijd zijn we verder gewandeld en kwamen we bij de plaats waar je geel papier kon verbranden. Geel is de kleur van de rouw en het verbranden van geel papier wordt gezien als een manier om de overledene te eren. Wij hadden ook wat geel papier meegenomen en we verbrandde het onder leiding van de broer van Xuefang terwijl mijn schoonmoeder van een afstand toe keek. Daarna zijn we terug via een andere route terug gewandeld naar de ingang van de begraafplaats. Terwijl we wachtte op de bus, kwam er een taxi aangereden die wat mensen kwam afzetten. We besloten dat Xuefang en ik de taxi zouden nemen omdat we nog wat geld moesten gaan wisselen bij een bank in het centrum van de stad. De andere zouden wachten op de bus. Het geld wisselen was nog een heel gedoe, al was het alleen maar omdat de grootste coupure die de bank ons gaf briefjes van 100 Yuan waren (wat omgerekend in de orde van 10 euro waard was). Vanaf de bank liepen we nog even naar het centrale plein in het centrum van de stad, waar ik nog wat foto's van Xuefang maakte, voordat we terug gingen met de bus. Op de terugweg in de bus, zag ik nog een vrouw lopen die een geslacht schaap op haar rug droeg. Het vlees van dat schaap zou waarschijnlijk die avond nog geroosterd worden boven een steenkoolvuurtje.

9

Er is een tijd om stenen weg te werpen en een tijd om stenen samen te brengen.
Er is een tijd om te omhelzen en een tijd om verre te zijn van omhelzen.
Er is een tijd om te planten en een tijd om het geplante uit te roeien.
Er is een tijd om te zoeken en een tijd om verloren te laten gaan.
Er is een tijd om geboren te worden en een tijd om te sterven.
Er is een tijd om af te breken en een tijd om op te bouwen.
Er is een tijd om te bewaren en een tijd om weg te werpen.
Er is een tijd om te kermen en een tijd om op te springen.
Er is een tijd om te scheuren en een tijd om toe te naaien.
Er is een tijd om lief te hebben en een tijd om te haten.
Er is een tijd om te zwijgen en een tijd om te spreken.
Er is een tijd om te doden en een tijd om te genezen.
Er is een tijd om te wenen en een tijd om te lachen.
Er is een tijd van oorlog en een tijd van vrede.

(naar Prediker 3:2-8)

10

Al snel sloeg bij mij de verveling toe. Er kwam vaak bezoek en ik zat er dan maar een beetje bij. Xuefang ging meestal zo in het gesprek op met de gasten die ze vaak al jaren niet had gezien, dat ze er niet echt aan toe kwam om dingen te vertalen voor mij. Het Tetris spelletje waar ik me de eerste dagen mee had vermaakt, begon me nu ook al te vervelen.
       Van een van de bezoekers had Mabel een rechthoekige puzzel gekregen die gevuld was met allerlei gekleurde blokjes die bestonden uit twee tot vijf vierkantjes. Voordat ik de puzzel aan Mabel gaf om er mee te spelen, maakte ik eerst even een schets van hoe de stukjes lagen, zodat ik ze later terug kon leggen. Deze schets zag er als volgt uit:

Ze had al snel door wat de bedoeling was, maar het was duidelijk dat de puzzel nog veel te moeilijk voor haar was. Toen ik de puzzel moest opruimen bleek het redelijk eenvoudig om de stukjes er weer terug in te leggen, vooral als je de kleine stukjes een beetje tot het einde bewaarde. Het was dus totaal overbodig geweest om eerst een schets te maken. Ik ontdekte ook dat alle stukjes van dezelfde kleur dezelfde vorm hadden en dat er van iedere kleur vijf stukjes waren. De meeste stukjes bestonden uit vier vierkantjes. De blauwe stukjes hadden de vorm van een L. De groene stukjes hadden de vorm van een vierkant. De gele stukjes hadden de vorm van een T. De rode stukjes hadden de vorm van een bliksemschicht. De zwarte stukjes hadden de vorm van een l. De paarse stukjes bestonden uit twee vierkantjes. De blanke (of witte) stukjes bestonden uit drie vierkantjes in de vorm van een v. De oranje stukjes bestonden uit vijf vierkantjes in de vorm van een U. De rechthoek waarin de stukjes gelegd moesten worden was 15 bij 10 vierkantjes breed.
       Toch bleef de puzzel mij fascineren en zoals wel vaker, bedacht ik iets waardoor het veel moeilijker zou worden om een oplossing te maken, door de regel toe te voegen dat alle stukjes van dezelfde kleur elkaar zouden moeten raken. In eerste instantie vroeg ik me af of het zelfs mogelijk was, maar na ongeveer een uur puzzelen vond ik een oplossing en ik schreef hem op op de volgende manier:

ooooooooooooooo
oeooeooeooeooeo
eeeeeeeeeeeeeee
pppppppbbbbbbbb
pwwwwrrrrbbbbbb
ppwwwwrrrrbbbbb
zzzwwwrrrrrrbgg
zzzwwwwrrrrrrgg
zzzzzzzgggggggg
zzzzzzzgggggggg
Hierin komen de letters overeen met de kleuren van de stukjes, waarbij de letter 'e' staat voor de kleur geel en de letter 'g' voor groen. Ik liet mijn oplossing aan de andere zien, maar er werd niet erg enthousiast op gereageerd. Natuurlijk ging ik snel op zoek naar een andere oplossing en die vond ik binnen twintig minuten. Tegen het eind van de dag had ik een tiental oplossingen gevonden en vond ik het steeds makkelijker om een oplossing te vinden, vooral als ik de paarse en witte (of blanke) stukjes tot het laatst bewaarde. Vaak kon ik het gat wat overbleef zelfs op verschillende manieren vullen.
       Om het mezelf moeilijk te maken, begon ik als extra eis te stellen dat de paarse en witte stukjes elkaar niet mochten raken en ik probeerde ze zelfs zo ver mogelijk van elkaar te krijgen. Maar ook met deze beperkingen lukte het me meestal wel binnen tien minuten om een oplossing te vinden. Ik begon me al snel af te vragen hoeveel oplossingen waren en of ik een computer programma kon schrijven om alle oplossingen te vinden. Het is op zichzelf niet moeilijk om zo'n programma te schrijven, maar het is natuurlijk de kunst om het programma zo te maken dat het er niet eeuwen over doet om de oplossingen te vinden. Gezien de snelheid waarmee ik oplossingen vond, kreeg ik de indruk dat er waarschijnlijk erg veel oplossingen waren.
       Ik besloot om met een computer programma te beginnen, maar toen ik de laptop aanzette, deed deze het niet. Ik wist dat de batterijen van de Toshiba laptop al heel slecht waren, want eigenlijk kon je de laptop alleen maar gebruiken als de stekker in het stopcontact zat. Maar nu deed hij dus niet meer. Ik vroeg me af of hij het misschien wel zou doen als ik de batterij er uit zou halen en dus maakte ik hem open. Toch was ik bang dat hij misschien kapot zou gaan als ik de batterij er uit zou halen. Toen ik via Xuefang aan mijn schoonfamilie vroeg of ze misschien een spanningsmeter hadden, kwamen ze al snel met een goed exemplaar aanzetten. Ik begon wat te meten en ontdekte toen al snel dat het probleem zat in de voedingskabel. Er was ergens een draaitje losgeraakt van een contact en dat moest gesoldeerd worden. Opnieuw legde ik het probleem voor aan mijn schoonfamilie. Ik kreeg te horen dat ze wel iets hadden, maar dat ik tot na de lunch moest wachten. Zo ging het wel vaker. Vaak had ik het gevoel dat ze mijn verzoeken niet zo serieus namen en al snel met een eigen oplossing aan kwamen zetten met wat ze dachten dat mijn probleem was. Maar misschien kwam het ook omdat we met zoveel mensen in een flat woonde. Naast mijn schoonmoeder, van wie de flat was, waren ook mijn zwager en zijn verloofde er. En dan was er ook nog mijn neefje, het zoontje van mijn schoonzus, die bij ons in de flat woonde. De zus van Xuefang kwam ook vaak op bezoek, maar zij had elders wel een eigen kamer waar ze sliep. Wij hadden een kamer voor ons drieën. In de andere slaapkamer sliepen mijn schoonmoeder, mijn neefje en de verloofde van mijn zwager. Mijn zwager sliep op de bank in de woonkamer. Toen ik er in de loop van de middag weer naar vroeg, kwam mijn zwager al snel aanzetten met een soldeerbout, maar geen soldeer. Er werd mij verteld dat ik dat misschien wel kon kopen in de "grote winkel". Ik besloot maar meteen even een kijkje te gaan nemen. De grote winkel stond aan het kruispunt. In de kelder was een soort supermarkt gevestigd. De eerste twee verdiepingen waren vooral gevuld met kleding. Op de verdiepingen daarboven allerlei huishoudelijk artikelen. Alhoewel het niet de eerste keer was dat ik deze winkel bezocht, was ik opnieuw verbaasd over wat je er allemaal kon kopen. En zoals voor ieder winkel in die tijd gold, was er heel erg veel personeel aanwezig. Voor iedere vier meter aan vitrines of kledingrekken was er wel een bediende. In de kleding afdelingen hadden de meisjes die bij een rek stonden, vaak de kleding aan die aan het rek hing als een levende etalagepop. Er waren ook niet echt mogelijkheden om kleding te passen, maar ik begreep dat het wel mogelijk was om kleding te ruilen. Op de bovenste verdiepingen vond ik allerlei meer technische apparaten. Er was ook een vitrine met Go speelsetjes. Ongeveer een jaar eerder was ik weer wat serieuzer begonnen dit oorspronkelijk uit China stammende denkspel te spelen en ging ik vrijwel iedere woensdag naar een café in het centrum waar een groepje Go spelers samen kwamen om te spelen. Ik was nog maar een hele zwakke speler, maar het feit dat ik wel langzaam sterker werd, moedigde mij aan om het te blijven spelen. Ik zag tussen de Go speelsetjes ook een reissetje voor weinig geld staan en ik besloot om het te kopen. Uiteindelijk vond ik ook wat soldeer, maar het was van het verkeerde soort, meer bedoelt voor waterleidingen en zo. Onverrichte zaken ging ik weer terug naar huis. En omdat er verder niets anders op zat, besloot ik maar een poging te wagen om het draadje met het oude soldeer dat nog op het contact zat weer vast te maken. Na een kwartiertje prutsen zat het weer een beetje in aan elkaar. Ik stak de stekker in het stopcontact en de laptop startte weer normaal op. De Toshiba laptop was bij lange na niet krachtig genoeg om echt te programmeren, maar ik kon al wel vast beginnen met het schrijven van het programma. Dit zou ik dan als we terug waren in Nederland kunnen compileren en uitvoeren. Het schrijven van een programma is een creatief proces, dat veel overeenkomsten heeft met het schrijven van een verhaal of een betoog. Het begint met het plot, het geraamte, de clou. In het begin is het allemaal heel abstract. Dan denk ik nog zonder woorden in beelden. Soms, als ik ergens tegen aan hik, maak ik tekeningetjes op een leeg vel papier, vaak met veel pijltjes, af en toe schrijf ik er wat bij, meestal in hele kleine lettertjes, vaak niet meer dan een enkel woord of een afkorting. Dit soort tekeningetjes zijn voor buitenstaanders totaal onbegrijpelijk en als ik ze maanden later terug zie begrijp ik er vaak ook niets meer van, alhoewel ik vaak nog wel weet wat het probleem was waar ik mee bezig was. Dan, wanneer de grote lijnen duidelijk zijn, richt ik me op de details, om me er van te verzekeren dat ik geen grote problemen over het hoofd zie. Wanneer ik eenmaal de essentie van het probleem doorgrond heb, breekt er vaak een tijd aan van twijfelen. Het is de zoektocht naar de vorm. Soms begin ik in deze tijd al met het schrijven, maar meestal is het een valse start en maak ik het niet af. Als de twijfel mij te veel wordt, kan het gebeuren dat ik het probleem laat liggen. Meestal komt er na verloop van tijd vanzelf een vorm boven drijven. Dan begint het schrijven van het programma pas. Maar het creatieve proces is dan nog lang niet afgelopen. Net zo als een romanschrijver soms lang kan nadenkt over de formulering van een enkele zin of op zoek kan zijn naar dat ene woord, zo geldt dat ook het schrijven van een computer programma. Programmeertalen hebben wel een zeer strenge grammatica, maar dat wil niet zeggen dat er meestal vele manieren zijn waarop iets uitgedrukt kan worden. En dan is er nog de keuze van de namen van variabelen, functies, procedures en methoden die in het programma gebruikt worden. Voor een software engineer zijn deze dingen van groot belang. In mijn werk komt het regelmatig voor dat ik een kwartier nadenk over de naam van een methode en pas een keuze maak nadat ik de verschillende mogelijkheden besproken heb met een collega. Een goede software engineer kenmerkt zich door het feit dat hij beseft dat hij zijn programma in eerste instantie schrijft om door mensen gelezen te worden. Een programma moet er mooi uit zien en makkelijk te lezen zijn. Vaak als ik snel even wat schrijf, dan erger ik me er later aan. Het is me wel eens overkomen dat ik letterlijk misselijk werd tijdens het lezen van een programma van een ander omdat het zo weinig stijl bezat. Ik kan me zo voorstellen dat een concertpianist hetzelfde overkomt wanneer hij iemand even de vlooienmars op een ongestemde, aftandse piano hoort pingelen. Zeker wanneer je een programma niet meteen kan uitvoeren, zoals op dat moment in China, ben je extra gericht op de vorm. Het gebeurt dan ook heel vaak dat je stukken herschrijft omdat je ze niet mooi genoeg vind of omdat je een andere manier vind om het zelfde op een nog elegantere manier uit te drukken. Het schrijven van het programma heeft me zo een aantal dagen beziggehouden als ik niets anders te doen had.

11

    Wijsheid is beter dan dwaasheid, gelijk licht beter is dan duisternis. De ogen van een wijze zijn in zijn hoofd, maar een zot wandelt in duisternis. Toch treft beiden uiteindelijke hetzelfde lot. In mijn hart zag ik dat het zinloos is om wijs te worden.

    In de toekomst zal de herinnering aan de wijze en de zot vervagen totdat ze totaal vergeten zijn. Daarom haatte ik dit leven, want het alles is zinloos en enkel een kwelling voor de geest. Ik haatte ook al wat ik verricht had onder de zon, want ik zou het achterlaten aan een mens die na mij zou komen. Want wie weet of hij wijs of dwaas zal zijn. Toch zal hij alles erven wat ik met verstand bereikt heb. Ook dit is zinloosheid.

    Daarom keerde ik mij om, om in mijn hart te wanhopen over alles wat ik met mijn zwoegen bereikt had. Al wat een mens met wijsheid, wetenschap en ijver bereikt heeft, zal overgaan in de handen van mensen die daar niets voor hebben gedaan. Wat heeft een mens dan aan al zijn zwoegen en al de zorgen waarmee hij zijn hart kwelt? Want eindeloos zijn de bezigheden van ieder mens en zelfs 's nachts rust zijn hart niet.

    Is het dan niet goed voor de mens, dat hij eet en drinkt, en dat hij geniet van het goede in zijn arbeid? Ja, dit is inderdaad iets goeds wat de goden ons hebben gegeven. Want zij geven wijsheid, kennis en vreugde aan de mens die goed is voor hun aangezicht. Maar aan de zondaar geven zij bezigheid om te verzamelen en te vergaderen, opdat zij het geve aan hem die goed is voor hun aangezicht.

    (vrij naar Prediker 2:13-26)

12

Op een dag waren er weer wat kennissen op bezoek. Toen ik vanuit onze slaapkamer kwam gelopen, zag ik dat Mabel op schoot zat bij een oudere man en dat deze man vreemde bewegingen maakte voor de borst van Mabel. Het leek wel of hij bezig was om iets uit haar te trekken en dat weg te gooien. Onmiddellijk vroeg ik aan Xuefang of zij tegen deze man kon zeggen om daar mee op te houden. Zij deed dat en hij stopte er mee. Toen hij Mabel even later neerzette kwam ze glimlachend naar mij toe, ik nam haar in mijn armen en vroeg of ze naar buiten wilde gaan. Daar reageerde ze enthousiast op en we gingen naar buiten. Het was er warm en de zon scheen fel. Ik probeerde zoveel mogelijk om in de schaduw te blijven, maar dat was moeilijk met Mabel die steeds overal heen rende. De kinderen die we tegen kwamen tussen de flats riepen "Yang wa wa" naar haar, maar zij ging onverstoord door. Ik moest denken aan wat de oudere man had gedaan. Het kon niet anders zijn dat hij een soort magnetiseur was. Onmiddellijk werden mijn gedachten getrokken in die realiteit die er in de bijbel beschreven wordt van demonen en satan die de kinderen van God aanvalt, van de "geestelijke boosheden in de lucht" waarover in Efeziërs 6:12 gesproken wordt. Ik dacht aan al die boekjes die ik gelezen had die er over schreven dat magnetiseurs en andere alternatieve genezers hun krachten kregen van demonen, zelfs als ze zeiden in Jezus te geloven. En terwijl ik achter Mabel aanliep bad ik vurig, als haar vader en geestelijke hoofd, tot God dat Hij de invloed van de boze krachten in het leven van haar zou verbreken. Na een half uur wilde ze weer naar binnen en ik vond het ook wel goed.
       Ik vroeg Xuefang wat het nu was wat die oude man had gedaan en ze vertelde mij dat hij met Qi Gong haar had willen genezen van haar kuchje. Het was me nog niet opgevallen, maar Mabel hoestte inderdaad wat. Waarschijnlijk als gevolg van de droge lucht. Xuefang was pas nadat ze China had verlaten gelovig geworden en ik legde haar uit deze manieren van genezen ten strengste verboden worden door de bijbel. Xuefang vertelde me toen ook dat deze man, die bekend stond als een Qi Gong meester, had gezegd dat wij nog een dochter zouden krijgen. Het werd me al snel duidelijk dat mijn familie veel waarde hechte aan deze voorspelling. En eerlijk gezegd kon ik zelf ook niet de gedachte onderdrukken dat God toegestaan had dat satan, door de werking van een demon, deze waarheid over onze toekomst had geopenbaard door de mond van deze oude man. Onmiddellijk bad ik tot God dat Hij, als een getuigenis van de waarheid van ons geloof, ons een zoon zou geven, zoals wij beide hoopte. Ik moest echter ook denken aan koning Hizkia, die toen hem geprofeteerd werd dat hij spoedig zou sterven, tot God bad. God verhoorde zijn gebed en voegde vijftien jaar toe aan zijn leven. Maar Hizkia werd hoogmoedig en richtte zichzelf en zijn land uiteindelijk ten gronde. Achteraf gezien was het wellicht beter geweest als zijn gebed niet verhoord was geworden en hij was gestorven terwijl hij nog wandelde met God. Ik vroeg me af of God misschien mijn gebed zou verhoren, maar het misschien beter was geweest als we een dochter gekregen zou hebben. Misschien kregen we wel een zoon die gehandicapt zou zijn. Als ik er nu op terug kijk vindt ik dit echt een hele belachelijke gedachtegang en zelfs niet in overeenstemming van met de bijbel, want de profetie van Hizkia werden uitgesproken door Jesaja, de grootste profeet uit het oude testament.
       Die avond zocht ik in mijn bijbel naar een aantal verzen over waarzeggerij om aan Xuefang te laten zien zodat zij deze aan haar familie zou kunnen vertellen. Daar vond ik de volgende verzen. In Leviticus 19:31 staat: "Gij zult u niet keren tot de waarzeggers, en tot de duivelskunstenaars; zoekt hen niet, u met hen verontreinigende; Ik ben de HEERE, uw God!" In Leviticus 20:6 "Wanneer er een ziel is, die zich tot de waarzeggers en tot de duivelskunstenaars zal gekeerd hebben, om die na te hoereren, zo zal Ik Mijn aangezicht tegen die ziel zetten, en zal ze uit het midden haars volks uitroeien." In Leviticus 20:27 staat "Als nu een man en vrouw in zich een waarzeggenden geest zal hebben, of een duivelskunstenaar zal zijn, zij zullen zekerlijk gedood worden; men zal hen met stenen stenigen; hun bloed is op hen." In Deuteronomium 18:10,11 staat "Onder u zal niet gevonden worden, die zijn zoon of zijn dochter door het vuur doet doorgaan, die met waarzeggerijen omgaat, een guichelaar, of die op vogelgeschrei acht geeft, of tovenaar. Of een bezweerder, die met bezwering omgaat, of die een waarzeggenden geest vraagt, of een duivelskunstenaar, of die de doden vraagt." Al deze verzen liet ik aan Xuefang lezen. In de kantlijn van mijn bijbel stond bij het woord guichelaar, het woord goochelaar geschreven, vervolgt door "Hebr.:met verblinding der ogen toveren". Ik kwam het woord ook tegen in vers 19:26 van Leviticus. Hier staat: "Gij zult niets met het bloed eten. Gij zult op geen vogelgeschrei acht geven, noch guichelarij plegen." Ik was enigszinds verbaasd over wat er in het volgende vers stond, want daarin las ik: "Gij zult de hoeken uws hoofds niet rond afscheren; ook zult gij de hoeken uws baards niet verderven." Ik moest onmiddellijk denken aan de Chassidische mannen die van die pijpenkrullen hebben hangen aan de zijkanten van hun hoofd. Nu wist ik dus van welk bijbelvers dit vandaan kwam. Ik verbaasde me wel over de context waarin dit gebod stond. Ik vertelde dit niet aan Xuefang, maar een tijdje lang scheerde ik mijn bakkebaarden niet meer, totdat Xuefang er na een aantal maanden een opmerking over maakte.

13

    Maar wat doet het er uiteindelijk toe wat de mens doet? De goden hebben de mensen veel gegeven om zich mee bezig te houden en zich zorgen over te maken. Ja, de goden hebben alles wel mooi gemaakt op zijn tijd en zij hebben ons een besef gegeven van de eeuwigheid, maar het is voor ons niet mogelijk om te ontdekken wat zij van het begin tot het eind bedacht heeft. Ik heb besloten dat er niets beters is om te doen dan ons te verblijven, van het leven te genieten en er het beste van te maken. Ja, dat de mens eet en drinkt en het geniet van het goede wat zijn werken voortbrengt. Het is een gift van de goden.

    Ik weet, dat alles wat de goden doen er in de eeuwigheid zal zijn en dat er niet aan toe te voegen is of er af te halen. En de goden doen het, opdat wij ontzag voor hen hebben.

    Wat er geweest is, dat is er nu.
    Wat er wezen zal, dat is reeds nu.
    Want de goden zoeken wat is voorbijgegaan.

    (vrij naar Prediker 3:9-15)

14

Een aantal dagen na onze aankomst waren ze begonnen de weg buiten de poort open te breken, te verbreden en opnieuw te asfalteren. Iets wat alles bij elkaar een paar weken in beslag nam. De nieuwe weg werd ook aangesloten op een brug die een eind verop in aanbouw was. Een rijtje bomen langs de weg sneuvelde al snel voor de verbreding. Ik ging regelmatig kijken hoe het er mee ging. Al snel ontdekte ik dat ik een van de weinige mensen was die er naar keken. Maar er waren dan misschien ook niet veel mensen die zich zo verveelde als ik deed. Het leek er op alsof de werkers van de vroege ochtend tot de late avond aan de slag waren en zich weinig aantrokken van de hitte in de namiddag. Vrijwel alle werkers hadden hun hoofden omwikkeld met doeken. Pas na een aantal dagen realiseerde ik me dat het voornamelijk vrouwen waren die het zware werk deden. Nadat de het oude asfalt verwijderd werd, werd er een laag puinslag gelegd. Deze wet met teer bespoten en daarna kwam de eerste asfalt laag. Het asfalt werd gewoon vanuit een vrachtwagen gedumpt en vervolgens met harken verspreid. Een aantal dagen later werd er zowaar een heuse asfalteer machine ingezet zoals we die in Nederland ook kennen. Eerst concludeerde ik dat toplaag met deze machine gelegd werd, maar kort daarna ontdekte ik dat ze de toplaag ook deels met de hand werd gelegd. Op een avond was er een oploop rond een auto die over een net geasfalteerd stuk was gereden. Iemand had de auto sleutels uit de auto gehaald en er werd heftig gediscussieerd. Ik begreep er niets van en na een minuut of tien ben ik verder gelopen zonder dat me duidelijk werd wat nu uitslag was.
       Een aantal dagen later, nadat de weg weer open was voor verkeer, liep ik met Mabel langs de weg toen er vanuit een kraampje een jonge Chinese vrouw "Hello" naar mij riep en naar me zwaaide. Ik kwam dichterbij en in gebroken Engels zei ze: "How are you?" Voor dat ik het wist had ze Mabel een stukje kauwgum gegeven en verzocht ze mij in haar kraampje plaats te nemen. Deels uit beleefdheid besloot ik op haar verzoek in te gaan. Mabel kreeg ook nog een stukje chocola. Ze vroeg waar ik vandaan kwam en ik antwoordde "The Netherlands" en toen ze vragend keek, volgde ik er meteen "Ge Lan" aan toe. Het was duidelijk dat ze haar Engels probeerde te oefenen op mij. Ik schreef ook nog mijn eigen naam en de naam van Xuefang op een papiertje. Ik had het schijnbaar goed gedaan, want beide namen sprak ze goed uit. Na een minuut of tien, toen Mabel er genoeg van had, ben ik weer gegaan. De dag erop, wenkte ze me weer en opnieuw wenkte ze me om bij haar te komen zitten. Ze maakte me duidelijke dat haar man vroeger in de klas van Xuefang had gezeten. Dat is inderdaad heel goed mogelijk omdat Xuefang een aantal jaren Chinees heeft onderwezen aan een basisschool. Ze moest invallen voor een docent die ziek was geworden, maar omdat ze het zo goed deed, hebben ze haar gevraagd om nog wat langer te blijven. De eerste klas waar ze les aan gaf bestond uit 66 leerlingen. Toen echter de universiteiten voor het eerst na de Culture Revolutie open gingen, bedacht ze zich geen moment en bereidde ze zich voor het toelatingsexamen. Omdat de universiteiten voor meer dan tien jaar gesloten waren geweest, waren er heel erg veel mensen die mee wilde doen aan het toelatingsexamen. Maar een of twee procent van de mensen kon maar toegelaten worden. Xuefang hoorde bij die groep en stopte met lesgeven. Na nog ongeveer een half uur bij de jonge Chinese vrouw, die midden twintig was, te hebben gezeten, heb ik weer afscheid genomen. Ondanks dat we nauwelijks een zinnig gesprek konden voeren is het misschien toch wel een van de weinig echte gesprekken die ik in die tijd heb gevoerd. In de dagen er na, ben ik nog wel een paar keer langs de weg gewandeld, maar ik heb haar niet meer gesproken. Het weer was een beetje omgeslagen. De lucht was betrokken en regelmatig regelde het zacht. De temperaturen waren ook een stuk gedaald.
       Het was ook rond die tijd dat ik weer was begonnen aan "Zen and the art of Motorcycle Maintenance." Al snel besteedde ik ieder vrij moment aan het lezen van het boek op de laptop. Vaak zat ik op het bed met mijn rug tegen de muur en de laptop op mijn schoot te lezen. Ik bladerde door de bestanden met q-edit, een eenvoudige tekst editor, die ik eerder ook had gebruikt om programma's te schrijven. Door velen wordt het boek gezien als een belangrijk filosofisch boek, maar het is toch in de eerste plaats een psychologische roman die handelt over een man die worstelt met z'n eigen identiteit. Het is een zeer autobiografische roman. Het verhaal begin met de auteur, Robert Pirsig, die samen met zijn zoon achter op zijn motor vanuit Minneapolis en een bevriend echtpaar richting het westen rijdt. De tocht zal uiteindelijk ruim twee en halve week duren en eindigen in San Francisco. Tijdens deze tocht voert Pirsig een aantal innerlijke dialogen. Maar er is ook een "spook", genaamd Phaedrus, waar hij over spreekt. Deze spook komt in de loop van het verhaal steeds dichter bij en al snel blijkt het dat het de auteur zelf is. In het laatste deel van het boek is het verhaal van de motertocht helemaal op de achtergrond geraakt en gaat het enkel en alleen om Phaedrus. Dan wordt ook duidelijk dat hij psychiatrisch patiënt geweest is en als gevolg van elektro-shocktherapie een deel van zijn geheugen is kwijtgeraakt. Aan het eind van het verhaal lijkt de auteur op nieuw gek te worden, maar in een dramatische confrontatie met zijn zoon, herwint hij z'n evenwicht, wordt hij een met Phaedrus en wordt zijn relatie met zijn zoon, die al die tijd achter op de motor heeft gezeten, op een geweldige manier hersteld. Wat betreft de filosofische aspecten in het verhaal begint hij over de rol van technologie in onze samenleving. Hij stelt vast dat we in het dagelijkse leven veel gebruik maken van technologie, maar dat veel mensen een diepe afkeer hebben van techniek en dat deze afkeer zelfs aantreft bij mensen die zelf in de techniek werkzaam zijn. Vandaar komt hij op het begrip kwaliteit. Zijn denken over kwaliteit komt in een stroomversnelling als hem op een dag de vraag wordt gesteld of kwaliteit nu objectief of subjectief is. Allereerst komt hij tot de conclusie dat het onmogelijk is om het begrip kwaliteit te definiëren. Dan komt er een Copernicaanse wending in zijn denken, waarbij hij concludeert dat kwaliteit boven objectiviteit en subjectiviteit uitstijgt. Even was ik geneigd om kwaliteit te vervangen door het woord God, maar hij verbind het juist met het begrip zen, dat via het Chinese woord chan zijn herkomst vindt in het woord dnyāna in het Sanskriet. Later komt hij tot de conclusie dat zijn begrip van kwaliteit ook aansluit bij het Griekse areth, wat deugd betekend en dat de westerse filosofie ontspoort is met de komst van Plato en Aristoteles die naar zijn inzien beide op hun eigen manier gepoogd hebben het begrip kwaliteit vast te leggen, te definiëren. Het is niet verwonderlijk dat Pirsig nooit echt geaccepteerd is binnen de filosofische gemeenschap van de westerse wereld. Zelf vond ik toen ik het boek las dat zijn idee van kwaliteit heel ver weg stond van de realiteit die ik ervaar. Zijn begrip van kwaliteit heeft naar mijn gevoel heel erg te maken met esthetiek en weinig met ethiek, weinig met de vraag naar goed en kwaad. Ik krijg haast het gevoel dat goed en kwaad in zijn denken niet voorkomen, of althans niet op een expliciete manier. Het bijbelse idee van zonde en vergeving lijkt hem totaal vreemd. Ook over het al dan niet bestaan van een almachtig opperwezen laat hij zich niet uit. Ik ben toen nog wel begonnen met het schrijven van een commentaar op het boek, maar verder dan de eerste twee hoofdstukken ben ik niet begonnen en daar is het ook bij gebleven.

15

    En ik zag dat er zelfs in het gerechtshof onrecht heerste. Ik zei tot mezelf: de goden zullen de rechtvaardige en de goddeloze oordelen. Want er is een tijd voor ieder voornemen en iedere daad. En wat betreft de positie van de mensen, bedacht ik mij dat de goden hen laat zien dat ze in wezen niets anders dan dieren zijn. Mensen en dieren treffen een zelfde lot, want zoals de dieren sterven, zo sterven de mensen ook. In dit opzicht is de mens niet meer dan een dier. Ze gaan beide naar dezelfde plaats. Ze zijn beide uit stof en beide vergaan ze weer tot stof. Niemand weet zeker of de menselijke geest opstijgt naar de hemel en de geest van de dieren afdaalt in de aarde. Dit heb ik gezien, dat er voor de mens niets beters is dan zich te verblijden in zijn werk, want dat is wat hem gegevens is. Want hoe kan de mens weten wat er na zijn dood gebeurt.

    (vrij naar Prediker 3:16-22)

16

Op een ochtend kwam Xuefang met een kartonnen doos aanzetten die haar moeder ergens had gevonden. De doos had het formaat van een schoenendoos en zat helemaal vol met voornamelijk zwart-wit foto's. Ik was meteen wild enthousiast. Het overgrote deel van de foto's leken contact afdrukken te zijn en dus van het zelfde formaat als de negatieven. Maar dat deed er niet toe. De rest van de ochtend besteedde ik aan de bestudering van de foto's. Een groot aantal kwamen mij bekend voor, omdat ik ze al eerder had gezien. Ook tijdens onze huwelijksreis hadden we foto's gevonden en een deel daarvan meegenomen. Maar er zaten ook veel foto's bij die ik nog niet kende. Het duurde niet lang of het bed dat we gebruikte, lag helemaal vol met foto's. Ik probeerde zo goed als ik kon de foto's te sorteren. Xuefang had mij alleen gelaten omdat ze voor Mabel moest zorgen en ook wat kleren wilde wassen. Toen ze terugkwam raakte we in gesprek over de foto's. Er kwamen weer allerlei verhalen los over het verleden. Haar ouders kwamen oorspronkelijk uit een ander deel van China waar ze in kleine bergdorpjes hadden gewoond. Toen Xuefang zes jaar was, waren ze voor het eerst teruggekeerd. Een lange tocht met de trein en een stuk met de boot en vervolgens nog weer met de bus. En tenslotte moesten ze nog een heel stuk wandelen over smalle bergpaadjes. Het was toen dat ze voor het eerst haar oma had ontmoet. Die was nog erg sterk en had haar iedere avond naar boven gedragen. De tweede keer dat Xuefang terug ging naar de geboorte streek van haar ouders was ze vijftien jaar. Dat was tegen het einde van de culturele revolutie, een zeer chaotische tijd in de geschiedenis van het nieuwe China. In de stad waar zij woonde waren de scholen vaak gesloten vanwege de chaos, maar in de geboorte streek van haar ouders, waren ze nog normaal open. Haar ouders besloten haar daar op school te doen. Ze moesten zelf weer terug naar huis. Dus bleef Xuefang een jaar in het geboorte dorp van haar ouders. Ze was flink achterop geraakt met school, maar ze studeerde hard en al snel werd ze een van de beste van de klas. Helaas moest ze aan het eind van het jaar weer terug en reisde ze als zestienjarige alleen met de trein terug naar het westen van China, een reis die meer dan drie dagen duurde.
       De foto's die we nog niet hadden mochten we meenemen. Ik besteedde nog wat tijd om de van de foto's waarvan er meerdere afdrukken waren de beste uit te kiezen.

17

    Daarna keek ik naar de onderdrukking die er op de aarde is. Ik zag de tranen van de verdrukte en van hen die niet getroost werden. En terwijl de onderdrukkers macht hadden, stonden de onderdrukten alleen. In dit opzicht is het maar beter om dood te zijn dan om nog in leven te zijn. Wellicht is het nog beter voor hen die nog niet geboren zijn, want die hebben nog geen weet van het kwaad dat op de aarde geschied. Ook zag ik dat de mensen jaloers zijn op hen die veel werken en veel talenten beschikken. Dit is ook zinloosheid en een kwelling. "De zot vouwt zijn handen samen, en eet zijn eigen vlees." Een beetje rust is beter dan veel werk hebben en bezorgd zijn. Hoe meer ik keek, hoe meer zinloosheid ik op aarde zag.

    (vrij naar Prediker 4:1-7)

18

De tweede zondag in China waren we in de gelegenheid om een kerk te bezoeken. Het betrof hier een Drie Zelf kerk, een door de overheid gecontroleerde kerk. Voor kinderen onder de achttien is het verboden om een kerk te bezoeken, dus waren Xuefang en ik genoodzaakt om alleen te gaan. Het was de bedoeling dat we na de kerk door zouden gaan naar familie die in de buurt woonde. De kerk was heel anders dan ik me had voorgesteld. Aan de buitenkant zag het er uit als een normaal gebouw met vier verdiepingen. We waren iets aan de late kant, want het geluid van gezang kwam ons al tegemoet toen we de hal betraden. Men gebaarde ons naar de tweede verdieping, waar de hoofdzaal was. Tijdens de beklimming van de trappen had ik gezien dat er TV monitoren hingen in zalen op de onderste twee verdiepingen. De zaal op de tweede verdieping had aan weerszijde balkonnen op de derde verdieping. Achter in de zaal was een podium. Op de tweede verdieping gebaarde men ons naar voren, waardoor ik me erg ongemakkelijk begon te voelen. Gelukkig wist Xuefang onze gastheren te overtuigen dat ik er de voorkeur aan gaf om achter in te zitten. Toen wilde men dat wij gescheiden van elkaar gingen zitten, omdat men de gewoonte had dat mannen en vrouwen apart van elkaar zaten. Xuefang legde uit dat ik vertaling nodig had en toen was het goed dat ze naast mij in het mannenvak bleef zitten.
       Het zingen ging nog een hele tijd door. Vanzelfsprekend verstond ik de woorden niet, maar ook de melodieën kwamen me niet bekend voor. In ieder geval klonk het weinig opwekkend en ik vroeg me dan ook af waarom men er zoveel tijd aan besteedde. Tenslotte kwam er een oude predikant het podium op die aan een lange preek begon over een fragment uit het oude testament. Xuefang gaf af en toe een samenvatting van het geen waar het over ging. Het ging er vooral om dat we ons netjes moesten gedragen en proberen goed te doen. Ongeveer halverwege de preek ging er een mobiele telefoon af in een paar banken achter ons. De jongen van wie de telefoon was, verliet de zaal en kwam pas tegen het einde van de preek weer terug. Vrijwel iedere jongeman droeg aan zijn gordel een apparaatje waarmee tekstberichten ontvangen konden worden. Mobiele telefoons waren in die tijd nog redelijk zeldzaam, maar niet ongewoon, zeker als je rekening hield met het feit dat er lange wachtlijsten waren voor normale vaste telefoons. Vlak nadat de prediking afgelopen was, verliet ongeveer de helft van de mensen de zaal. Xuefang legde uit dat dit mensen waren die nog niet gedoopt waren en daarom niet aan de avondmaalsviering mee mochten doen.
       Tijdens de avondmaalsviering werd schalen met stukjes brood en kleine plastic bekertjes met wijn doorgegeven. En het was de bedoeling dat iedereen tegelijkertijd het brood en de wijn nuttigde. De enige andere keer dat ik het avondmaal op deze wijze heb zien worden, was tijdens een TV programma over een baptistenkerk in de Verenigde Staten. Het zou me niets verbazen als het gebruik daar ook oorspronkelijk vandaan kwam.
       Na de dienst werden we aangemoedigd om naar voren te gaan om de predikant te spreken. Ik volgde Xuefang terwijl we tegen de stroom in naar voren liepen. Maar voordat we daar aankwamen, was er een kleine, oude vrouw die in het Chinees tegen mij begon te praten. Zelfs nadat Xuefang had gezegd dat ik geen Chinees verstond bleef ze tegen mij praten. Ik knikte beleeft en zei af en toe "hao", terwijl Xuefang verder naar voren liep. Plotseling pakte ze mijn rechterhand met beide handen vast en begon mijn hand te schudden. Tot mijn verbazing voelde ik hoe ze een klein papiertje in mijn hand duwde. Even voelde ik me weer als die kleine jongen die op zondagmiddag een gulden van zijn opa in zijn hand gedrukt kreeg. En ik was dan ook bang dat ze me geld in de hand drukte. Maar op een behendige manier wist ze mijn hand dicht te vouwen alsof ze het vele malen vaker had gedaan en door de manier waarop ze me aankeek wist ze me te overtuigen om het geheim te bewaren. Vrijwel op dat zelfde moment hoorde ik Xuefang mij naam roepen. Ik verborg het briefje in mijn broekzak nadat ik me er van verzeker had dat het inderdaad geen geld was. Ik vergat het snel om het pas 's avonds laat weer te vinden. Toen ik het openvouwde zag ik dat het de helft van een standaard vel Chinees briefpapier was, met in het midden van de kop een aantal Chinese karakter in het rood gedrukt. Zowel de voor als de achterkant waren met een balpen beschreven. Het was volslagen onleesbaar voor mij, maar het schrift kwam op mij als buitengewoon regelmatig en volwassen over. Ik herkende er een zeer persoonlijke en expressieve stijl in. Dit was geschreven door iemand die een zekere opleiding had genoten. Ik toonde het blaadje aan Xuefang die er kort naar keek omdat het al laat was en ze moe was van de dag. Ze vertelde me alleen dat het een of andere bijbelstudie was met de titel "De ware discipel van Jezus Christus" en besteedde er toen geen aandacht meer aan. Dat het een bijbelstudie betrof verbaasde me niet, want tussen de tekst stonden vele cijfers die ik niet anders dan tekstverwijzingen zou kunnen interpreteren. Tenslotte besloot ik het blaadje maar op te bergen in mijn bijbel.
       Vanuit de kerk gingen we naar een "oom" van Xuefang die daar in de buurt woonde. De man was niet een echte oom, maar de neef van mijn schoonmoeder. De rest van onze familie, inclusief Mabel, waren al gearriveerd toen wij aankwamen. De vrouw van de oom was inmiddels druk bezig het eten te bereiden. Ik herinnerde mij dat Xuefang ooit iets had gezegd dat haar oom meer wist van de stamboom van haar moeders familie en ik vroeg haar of ze daar een vraag over zou kunnen stellen. Ze begon een heel lang verhaal af te steken, waarvan ik vermoedde dat het er ging over mijn belangstelling voor stambomen en wat ik tot nu toe had gevonden. Er ontstond een heel gesprek en op een gegeven moment zei noemde ze het getal 66 naar mij toe. "Wat 66?" vroeg ik haar. "66 generaties," antwoordde ze. Ik begrijp het nog steeds niet en ze legde me uit dat hij een stamboom had die 66 generaties terug ging. Ik kon het haast niet geloven. Ik rekende snel uit dat die stamboom dan misschien wel terug zou gaan tot de 4de eeuw na Christus. Zelfs zonder vertaling van Xuefang begreep haar oom dat ik er erg enthousiast over. Xuefang vertelde me dat hij er een boek over had. Ik vroeg haar of ze kon vragen of ik het zou kunnen zien. Toen ze de vraag aan haar oom stelde, bleef het even stil. Na enige nadenken stemde hij in. Xuefang had zelf ook nooit geweten dat hij er een boek van had en later vertelde ze me dat Chinezen vaak erg huiverig zijn om dit soort boeken te tonen aan mensen die niet tot hun directe familie behoren. Wanneer in China een vrouw trouwt gaat zij over naar de familie van haar man. Vrouwen behouden echter wel hun meisjes naam. Dus ondanks dat mijn Schoonmoeder en de oom dezelfde achternaam hadden, behoorde zij en dus ook Xuefang en haar boer en zussen tot een andere familie. De oom ging naar een andere kamer en kwam terug met een kistje dat bekleed was met stof. Hij zette het kistje op tafel, maakte het open en haalde er een voorwerp omwikkeld met stof uit. Hij legde het op tafel en rolde heel behoedzaam de stof er vanaf. Langzaam kwam er een antiek uitziend boek met een harde kaft te voorschijn. Xuefang, die mijn oom vertaalde, vertelde me het dat het een Jia Pu was. Hij wenkte mij naar de plaatst rechts van hem. De rug van het boek lag naar rechts. Op de kaft waren een aantal tekens geschilderd. Heel voorzichtig sloeg hij het boek naar rechts open. De bladzijden waren van dun rijstpapier en waren slechts aan een kant beschreven, gekalligrafeerd om precies te zijn. Het schrift liep van boven naar beneden en van rechts naar links. Het boek bestond uit drie delen. Het eerste deel was een opsomming van zestig stamvaders. Van iedere stamvader was een korte levensschets opgenomen met de namen van zijn zoons en het aantal dochters. Het tweede deel bestond uit een opsomming van voornamen die gebruikt zouden moeten worden voor de nakomelingen van de laatste stamvader uit de lijst. De opsomming was door deze stamvader vastgelegd. Het derde deel, wat zo aan het schrift te zien door een aantal mensen was beschreven, gaf een opsomming van belangrijke data van alle manlijke afstammelingen van de laatste stamvader. Deze boekhouding besloeg zes generaties. Ik begreep dat het boek in opdracht van de laatste stamvader was gemaakt en meer dan een eeuw oud was. De oom, als de oudste nog in leven zijnde nakomeling, was de bewaarder van het boek en belast met het bijhouden van het boek. Ter zijner tijd zou zijn oudste zoon de taak overnemen. Ik was diep onder de indruk van het boek, dat in mijn ogen een fortuin waard was. Later begreep ik ook dat tijdens de Culturele Revolutie vele van dit soort stamboeken waren verbrand, omdat dit soort stamboeken voornamelijk in de wat welvarende families bij werden gehouden. De grootvader van Xuefang was kort na de Communistische Revolutie geëxecuteerd omdat hij het hoofd van de school was en een fabriekje bezat. Ook de moeder van Xuefang had problemen ondervonden vanwege haar "zwarte" achtergrond. De oom borg het boek weer voorzichtig op en de tafel voor de maaltijd werd klaar gezet.

19

    Het is moeilijk wanneer je geen familie hebt, want er komt geen einde aan je werk en je wordt niet verzadigt. Je vraagt je af waarvoor je het allemaal doet, je jezelf afmat en je jezelf het goede ontzegt. Twee mensen samen hebben het beter dan een alleen, want ze genieten samen van hun arbeid. Wanneer een van valt, helpt de ander hem weer omhoog. Maar wat gebeurt er met hem die alleen valt, want hij heeft niemand om hem omhoog te helpen. Ook wanneer er twee samenliggen houden ze elkaar warm. Maar hoe kan iemand die alleen ligt het warm krijgen. En al is er iemand die één ander kan overmeesteren, hij maakt geen kans tegen over twee samen. Een drievoudig koord kan niet eenvoudig verbroken worden.

    (vertaling van Prediker 4:8-12)

20

Op de ochtend van de laatste woensdag bij onze familie waren we al vroeg per bus vertrokken naar het Tianjing meer dat ergens hoog in de bergen lag. Ik had al aan het begin van ons verblijf aangegeven dat ik dit meer graag nog eens zou willen bezoeken. Maar door allerlei omstandigheden duurde het vrij lang voordat mijn schoonfamilie het geregeld had. Mabel was thuis gebleven en verder waren de broer van Xuefang en diens vriendin ook mee gegaan. Het was een warme dag en wij zaten aan de zonkant van de bus. Even verder voor ons zaten twee mensen die een parasolletje geopend hadden tegen de zon. Het eerste deel van de reis ging vrij vlug en ik had dan ook goede hoop dat we snel zouden arriveren bij het meer. Het tweede deel van de reis reden we over de weg die langs de rivier liep die vanuit het meer stroomde. Het was duidelijk dat de oude bus moeite had met de beklimming. De chauffeur was gedwongen om verschillende keren een pauze in te lassen omdat de motor te heet werd van het klimmen. Tijdens een van de pauzes waren een aantal Chinezen naar buiten gegaan en een aantal van hen was het gelukt de overkant van de rivier te bereiken door van rots naar rots te springen. De chauffeur toeterde en reed toen een meter naar voren, met als gevolg dat de Chinezen die nog buiten waren, onmiddellijk begonnen te gillen. Xuefang legde me uit dat de chauffeur had gezegd dat ze niet zo lang weg mochten blijven, maar hij had niet aangegeven hoeveel minuten precies. In allerijl kwamen de Chinezen terug en toen op twee na iedereen er was, reed hij alsnog weg. De laatste twee Chinezen holde luid schreeuwend achter de bus, maar de chauffeur wist heel goed wat hij deed, want na vijftig meter stopte hij en liet hij ze binnen komen terwijl hij iets tegen hen schreeuwde.
       Ook bij de ingang van het park, moesten we weer een hele tijd wachten voordat de bus verder kon. Ik moest als buitenlander natuurlijk weer een apart en duurder kaartje kopen. Het was veel drukker dan de vorige keer dat we er waren geweest met als gevolg dat de bus ergens halverwege naar de top langs de weg moest parkeren omdat er verder geen plaats meer was. Wij moesten eerst nog ongeveer een half uur naar de top lopen van de landrug waarachter het meer lag. Op een of andere manier was de aanblik ven het meer, dat een stuk lager lag, veel minder indrukwekkend dan de eerste keer. Het was er ook een stuk toeristischer dan de vorige keer. Vlak bij het meer stonden rekken met kleding zodat de vele toeristen zich in de traditionele kledij van de kazakken, die in de bergen leefde, konden laten fotograferen met het meer en de bergen op de achtergrond. Er kwam een groepje kazakken aangereden op paarden en onmiddellijk toen ze mij zagen, begonnen ze "ride horse" te roepen.
       Na wat rond gekeken te hebben, besloten we om eerst een stuk rechts van het meer te lopen. Opnieuw kwamen we kazakken tegen en werden we met "ride horse" begroet. Terwijl we daar zo liepen zag ik dat er aan de linkerkant van het meer mensen liepen in de buurt van een tempel. De tempel lag in een vrij afgelegen gebied. Ik schroefde de lens van de Zenit camera en plaatste hem op het occulair. Ik keek er met een oog door heen. Eerste volgde ik het pad dat over de helling op en neer kronkelde in de richting van de tempel. Ik zag er niemand lopen en concludeerde dat de mensen die rond de tempel liepen er met een van de bootjes die over her meer voeren er waren gekomen. Hoger op de heling boven de tempel ontdekte ik een kleiner tempel. Er liep een lange rechte trap naar toe, maar er was niemand op te zien. Onmiddellijk leek het me een leuk idee om daar naar toe te gaan, niet omdat ik zo geïnteresseerd ben in tempels, maar ik er nog niet was geweest en het een interessant doel leek om te bereiken. Misschien ook wel omdat er verder niemand anders naar toe leek te gaan. Ik bestudeerde het kaartje op de achterkant van het ticket dat ik had gekregen en wees Xuefang de tempel aan. Ze vertelde mij dat het een tempel was ter ere van Xi Wang Mu, de koningin van het westen. Maar dat is alles wat ze me er van kon vertellen. Mede als gevolg van de culturele revolutie, weten de meeste Chinezen erg weinig van hun geschiedenis van voor het nieuwe China. Later hoorde ik van een legende die zegt dat Xi Wang Mu aan de oever van het meer geprobeerd heeft koning Mu van de Zhou dynastie (1100 tot 771 voor Christus) te bekoren. Zij was verliefd op hem geworden en zong hem toe in een gedicht, waarvan de vertaling luidt: "De witte wolken drijven voorbij terwijl de bergen rijken naar de blauwe lucht. Over duizenden bergen en rivieren kwam je tot ons van een ver paleis. Als je nog steeds sterk en aantrekkelijk bent, komt je dan weer tot ons?" De koning schijnt daarop geantwoord te hebben dat hij terug zou keren nadat hij zijn volk in voorspoed had geleid. Binnen het Taoïsme is ze bekend als een wijze gids voor hen die verlichting zoeken.
       Aan de oever van het meer nuttigde we onze lunch die we mee hadden genomen van huis. Er liep ook een koe rond die zich te goed deed aan watermeloenschillen die door verschillende mensen achter waren gelaten. Nadat we nog wat foto's hadden genomen, suggereerde ik dat we misschien naar de tempel zouden kunnen gaan. Over het algemeen werd daar niet erg enthousiast op gereageerd. Vooral de dames zagen het niet zitten omdat het toch nog wel een aardige klim was naar de tempel. Na nog wat aandringen van mij, werd besloten dat de broer van Xuefang en ik samen er naar toe zouden gaan. Het was nog even zoeken naar een boot die ons er naar toe kon brengen, omdat er meerdere aanlegsteigers waren waar boten vandaan vertrokken en toen moesten we nog circa tien minuten wachten voordat de boot vertrok. Ik had nog snel even een flesje cola gekocht, tegen een prijs die circa tien maal zo hoog was dan normaal. Halverwege de klim van de aanlegstijger naar de eerste tempel, stond er een Chinees in een of ander uniform. Vlak er naast was er een hokje waar je een kaartje kon kopen voor 15 yuan en de man in het uniform scheurde die dan vervolgens af voordat je door kon lopen. Het vormde een welkom moment om even op adem te komen van de klim. We klommen verder en bereikte zo het "plein" voor de eerste tempel. Twee paar zigzaggend trappen gaven toegang tot de tempel. Midden tussen de trappen was een Yin-Yang symbool geschilderd in zwart en wit. We namen de linkertrap en gingen door de poort, met hoge drempel, de tempel binnen en kwamen op het binnenplein. Midden in het binnenplein stond een grote stenen vaas waarin een aantal reusachtige wierookstaven brandde. Links was er een stalletje waar de wierookstaven te koop aangeboden werden. Gehaast liep ik het binnenplein rond, opzoek naar de "uitgang" naar de tweede tempel, maar ik kon deze niet vinden. Nabij de poort, keek ik omhoog naar de tweede tempel hoger op de helling. Ik zag een monnik staan in een bruin gewaad, haast als een Franciscaanse monnik. Verder waren er geen mensen te zien. Ik vreesde dat de tweede tempel alleen toegankelijk was voor de monniken en niet was opengesteld voor het publiek. Wellicht dat de monniken daar sliepen gedurende de nacht. Ik wees de broer van Xuefang op de tweede tempel en gebaarde dat ik er naar toe wilde. Hij wende zich tot een van de meisjes achter het stalletje met de wierookstaven en uit de gebaren die ze maakte, begreep ik dat je buiten om moest.
       We gingen weer naar buiten en de trappen af naar het plein. En inderdaad, links van de tempel was er een trap verder omhoog, naar de tweede tempel. De broer van Xuefang maakte me duidelijk dat hij geen zin had om verder naar boven te klimmen en dat hij hier op mij zou wachten. Er waren verder geen andere toeristen te zien die naar de tweede tempel wilde. Ergens verbaasde me het niet. Het was me al eerder opgevallen dat Chinezen weinig belang hechten aan hun culturele erfgoederen en er niet voor terugdeinzen om historisch bouwwerken te herbouwen zonder daarbij de al te veel rekening te houden met de originele staat. De tweede tempel had dus in de ogen van de meeste mensen afgedaan, nu er beneden een groter en mooiere tempel was gebouwd. Eenzaam beklom ik de steile trap omhoog. Halverwege moest ik stoppen om op adem te komen en dronk het laatste restje cola op. Op enige afstand van de trap liepen twee paar rails. Boven aan het eind van de steile trap splitste de trap zich in twee delen die ieder na een zijkant van het gebouw liepen. De monnik die ik eerder gezien had, zag ik niet meer. Ik nam de linkse trap en kwam zo op het paadje voor het tempelgebouw. Het was een breed maar ondiep gebouw. Aan de voorzijde was het geel. Het had een dubbeldak dat uitstak over het paadje voor het gebouw en ondersteund werd door een aantal rode pilaren. Het dakwerk was rijkelijk geschilderd met patronen in heldere kleuren. Van de vier deuren waren alleen de middelste twee geopend. Voor de ingang wapperde een gele vlag. Ook lag er een bergje gruis met daarin een aantal afgebrande wierookstokken.
       Terwijl ik naderbij kwam, zag ik de monnik binnen in de tempel staan en hoorde ik muziek. Terwijl ik over de hoge drempel de tempel binnen stapte, knikte de monnik kort naar mijn. In zijn hand had hij een ketting van bruine kralen die hij door zijn hand liet gaan. De muziek die kwam uit een goedkope muziekinstallatie vulde nu de tempel. Het was hele rustige muziek, spiritueel haast, die me deed denken aan de muziek van John Michael Talbot. Plotseling leek de wereld stil te staan en alles tot rust te zijn gekomen. Er leek een grote last van me af te vallen, een last waarvan ik me tot dan toe niet gerealiseerd had dat ik die bij me had gedragen. Toch voelde ik me enigszins ongemakkelijk met mijn haast spirituele ervaring op zo'n heidense plaats als deze, een tempel die gewijd was aan een afgodin.
       Toen ik vanuit de tempel naar buiten keek, zag ik precies in het midden van een inkeping in een bergkam aan de linkerkant van het meer een besneeuwde top afsteken tegen de blauwe lucht. Dit moest de beroemde Feng Huang top zijn, die niet zichtbaar was vanaf het meer, de hoogste top van de bergketen die het land doorsneed, het symbool van onsterfelijkheid. Opnieuw ging er een siddering door me heen. Dit was een bedevaartsplaats die al eeuwen door monniken werd bezocht. Tot een aantal decennia geleden, was het nog een haast onmenselijke tocht geweest om op deze plek te komen. En nu leek het er wel op alsof iedereen deze plek vergeten was en de toeristen alleen maar kwam om zich te laten fotograferen aan de voet van het meer. Ik stapte naar buiten en genoot van het uitzicht. Ik voelde me totaal tot rust gekomen en wilde het liefste zo lang mogelijk hier blijven. Ik realiseerde dat al die tijd dat ik omhoog klom nooit de rust had genomen om achterom te kijken. Ik hoorde de roep van een vogel en toen ik omhoog keek, zag ik een arend statig door de lucht zweven.
       Ik draaide me om en stapte weer over de drempel de tempel in. Ik bestudeerde de binnenkant van de tempel. In het midden stond een tafeltje waarop wat wierook brandde. Daarachter was een inham te zien in een overhellend stuk rots. Ik besefte toen dat het deze inham was die de oorspronkelijke bedevaartsplaats was en dat het gebouw waar ik nu in stond er pas recentelijk overheen was gebouwd. Links van de inham hing een plakkaat met Engelse en Chinese teksten er op. Links in de hoek stonden twee brandblussers. Toen ik opnieuw naar de monnik keek, zag ik dat er een rupsje omhoog kroop op de rechter mouw van de zijn gewaad. Ik wees hem er op, maar hij dacht dat ik wees op de muziekinstallatie en draaide zich om. Naar nog wat gebaar, zag hij zelf ook het rupsje. Hij schrok er van, alsof het een eng beest was, en liep naar buiten om het af te kloppen. Ik begon er nu aan te twijfelen of deze monnik wel een echte monnik was en niet gewoon een door de overheid betaalde baan had en als een soort opzichter diende. Was het eigenlijk allemaal niet nep, die muziekinstallatie en het hele gebouw dat over de inham gebouwd was. Ik nam afscheid waarbij de monnik een beleefde buiging maakte en liep weer naar beneden. Terwijl ik beneden liep, moest ik denken aan een voorval tijdens een examenfeest dat gehouden werd in een van de kelders grenzend aan de Oudegracht in Utrecht. Ik was de hele nacht wakker gebleven en toen ik rond een uur of zeven 's ochtends naar huis wilde gaan, zat er aan de overkant van de gracht een jongeman met een bhagwanketting om zijn nek te mediteren. Ik herinnerde hoe mij dit enerzijds fascineerde en aan de andere kant verafschuwde. Het fascineerde mij omdat deze persoon een leven van totale toewijding leidde en zijn dag begon met meditatie en ergens trok mij dat erg aan. Anderzijds was ik er van overtuigt dat deze jongeman misleid was en met een illusie leefde. Ik denk dat ik er aan moest denken omdat ik er nu ergens naar verlangde om als die monnik te zijn. Maar anderzijds wist ik ook dat het grote onzin was. Toen ik beneden aankwam, realiseerde ik me dat ik helemaal vergeten was om foto's te maken, maar ik had geen zin, en ook geen tijd, om alleen daarvoor terug te gaan. Misschien was het wel goed dat ik geen foto's gemaakt had.
       Onderweg terug naar de bus, zagen we nog verschillende keren een arend hoog in de lucht rond cirkelen. Veel weet ik me niet meer te herinneren van de terugtocht, wel dat het al begon te schemeren toen we terug kwamen in de stad en dat het al aardig donker was toen we thuis aankwamen.

21

    Op de eerste afbeelding zien we de ossenhoeder die eenzaam en alleen door de eindeloze wildernis loopt. Hoe verder hij loopt des te dichter het woekerende gras zich om hem heen sluit. In de verte ziet hij de bergen. Hij is dodelijk vermoeid en zijn hart is vol twijfels. Toch gaat hij, zonder de richting te weten, verder en verder.

    Dit is het beeld van de mens die zijn ware natuur niet kent, maar die op een of ander manier al aan zijn zoektocht is begonnen. Het leven valt hem zwaar. Het schept hem geen bevrediging en alles lijkt hem zinloos te zijn. Hij denkt dat het antwoord alleen kan vinden door een lange, uitputtende zoektocht tot hoog in de bergen. Maar de os, het beeld van zijn ware natuur, is niet ver, maar juist dichtbij. Het zijn zijn ego-structuren die hem blind gemaakt hebben. De ego-structuren worden gevormd door het geheel van gedachten, verwachtingen, verlangens en gevoelens die zijn ego heeft voortgebracht.

    Het grootste gevaar in deze fase is dat hij er van overtuigt raakt dat de os niet gevonden kan worden en slechts een inbeelding is.

    (De ossenhoeder. Afbeelding 1)

22

Uiteindelijk kwam de dag dat we terug zouden vliegen naar Beijing naderbij. En natuurlijk wilde iedereen afscheid van ons nemen. Het was een komen en gaan van buren, vrienden, kennissen en familieleden. En natuurlijk moest iedereen met iedereen op de foto. En toen bleek dat de foto's niet helemaal gelukt waren, moest alles nog een keer over. Op de laatste avond werd er een groot feestmaal aangericht. De dag er voor hadden we ook altijd een uitgebreide maaltijd gehad. Alle schotels waar we de afgelopen weken zo van genoten hadden, werden nog een keer bereid. De tafel stond helemaal vol en er was veel meer eten dan we ooit op zouden kunnen.
       De dag er op stonden we al heel vroeg op, want we zouden met de eerste vlucht naar Beijing gaan. Iedereen ging met ons mee naar het vliegveld. Het afscheid was emotioneel. Iedereen heeft Mabel gekust. Ze zullen haar missen, misschien nog wel meer dan voorheen. Toen we in Beijing aankwamen was het daar opnieuw erg warm en benauwd. We werden opgewacht door de vrouw en de dochter van de familie waarbij we de rest van de tijd zouden logeren. Officieel zijn ze geen familie van Xuefang, maar via-via wel en om die reden is er door de jaren heen een band gegroeid tussen de families. Ik had ze al leren kennen op onze huwelijksreis, een aantal jaren er voor en zag uit hen weer te ontmoeten, al was het alleen maar omdat de familie een beetje Engels spreekt en ik met hen kon communiceren zonder de tussenkomst van Xuefang. De dochter vertelde mij trots dat ze met de door haar zelf gekozen westerse naam Shirley aangesproken wenste te worden. Maar ik bleef haar gewoonte getrouw toch aanspreken met haar Chinese naam. We gingen met een busje van het vliegveld naar het centrum van Beijing. Ik probeerde zo stil mogelijk te zitten en genoot van ieder briesje wind wat door de bus blies, want de hitte was haast niet te harden. Vanaf de plaats waar de bus stopte namen we een taxi naar het huis van de familie. Ook daar was het warm. Ondanks dat er een frisse bries door het huis waaide, vond ik het toch fijn om mezelf met een waaier koelte toe te blazen.
       Op de tweede dag van ons verblijf in Beijing gingen we 's middags naar een groot warenhuis waar Xuefang af gesproken had met een vrouw die ze van vroeger kende. Wat me meteen opviel aan het warenhuis waren de vele westerse producten die er te koop waren. We hadden Mabel meegenomen en ontmoette de vrouw op de bovenste verdieping in het "restaurant" waar we iets te eten kochten voor onszelf. Omdat ik het geanimeerde gesprek tussen Xuefang en de vrouw niet echt kon volgen besloot ik maar wat rond te gaan kijken met Mabel. Al snel kwamen we wat Chinese winkelbediensters tegen die vroegen of ze haar even mochten dragen. Ik maakte daar geen bezwaar tegen en Mabel vond de aandacht ook wel leuk. Voor dat ik het wist waren het er een stuk of zeven, want zo als gebruikelijk waren er op dit rustige uur veel meer bedienden aanwezig dan klanten. Personeel is immers nog goedkoop in China. Ze praatte geanimeerd in het Chinees en ik begreep niet waar ze over hadden, maar regelmatig brak er een ingehouden gelach uit. Toen ik het gevoel had dat Mabel er genoeg van had, nam ik haar weer terug en liep wat verder door de winkel. Het tafereel zou zich nog een aantal keren herhalen. In de winkel trof ik een aantal dubbelzijdig geborduurde zijde doeken aan. De zijde is transparant en met een speciale techniek geborduurd waardoor de afbeelding aan beide zijden (in spiegelbeeld) zichtbaar is. Aan het grootste doek hing een prijskaartje waarop 300.000 stond. Ik moest echt even nog een keer kijken of ik niet een nul teveel telde, want dat was inderdaad een astronomisch bedrag, zelfs naar westerse maatstaven. Toen ik merkte dat Mabel moe werd heb ik terug gebracht en in haar buggy gezet. Terwijl ze van haar melk dronk is ze inslaap gevallen. Ik heb nog even van de mogelijkheid gebruik gemaakt om nog wat rond kon kijken in de winkel. Op de begane grond trof ik een stand aan waar ze met een microscoop en een speciale lamp keken naar de haarvaten in de nagelriem van klanten. Het was wel grappig om te zien, maar wat er nu de bedoeling van was, kon ik niet achterhalen.
       Thuis gekomen bleek dat de blaasjes die Xuefang al sinds die ochtend in haar nek hadden, groter waren geworden. Op advies van de familie besloten we de medische post van de werkeenheid te bezoeken. Shirley ging met Xuefang en ikzelf mee terwijl Mabel achter bleef. Eerst moesten we 3 Yuan betalen om ons te registreren. Daarna zijn we naar boven gegaan naar een dokter. Die vroeg of Xuefang misschien een bepaald soort medicijn tegen keelpijn had gebruikt. Toen dat zo bleek te zijn, concludeerde hij dat het een allergische reactie was. Hij keek nog even in de keel van Xuefang en schreef toen wat medicijnen voor: één slaappil, iets voor de keelpijn en twee injecties. Dus zijn we weer naar beneden gegaan, waar Shirley rondrende van het ene naar het andere loket om alles te betalen (ze hoefde maar iets van 20 Yuan te betalen) en op te halen. Daarna zijn we naar een verpleegster gegaan die schijnbaar niets anders deed dan injecties geven. Gelukkig ging het er allemaal erg veilig aan toe: een verse wegwerp injectie en een verse wattestaafje.
       Kort daarna hebben we de taxi genomen naar het huis van een collega van het instituut waarbij Xuefang voorheen in Beijing had gewerkt en die ons geholpen had om alle papieren voor ons huwelijk rond te krijgen. Het was nog even zoeken naar de flat. Daar ontmoette we hem, zijn vrouw en zijn dochter. We dronken wat en wisselde wat cadeaus uit. Voor Mabel kregen we wat kleertjes. Hun dochter, die een jaar of 13 was, speelde wat met Annabel. De dochter kon ook vrij goed piano spelen en we luisterde naar hoe ze een redelijk bekend muziekstuk speelde. We werden uitgenodigd om met hen in een restaurant te gaan eten. Maar voor dat we weggingen moesten er eerst nog wat foto's gemaakt worden. Ook kreeg ik een op zijde geborduurde poes met een doorsnede van circa 20 cm en wisselde we adressen uit. (Pas later realiseerde ik me dat dit weer een typisch voorbeeld was van het geven van een duur cadeau aan een buitenlander waarmee je hoopt in de toekomst nog eens een keer zaken te doen of als opstapje te gebruiken tot een commercieel contact.) Rond half zeven zijn we naar het restaurant gewandeld. Het weer was heerlijk fris, maar niet te koud. Gewoon perfect weer. Onderweg verschillende vleermuisjes zien rondvliegen terwijl het nog licht was. We hebben tot ongeveer half negen in het restaurant gegeten en zijn toen met de taxi terug naar huis gegaan.
       De volgende ochtend bleek dat de medicijnen van gisteren maar tijdelijk verlichting hadden geboden. De rode blaasjes hadden zich alleen maar verder uitgebreid. Omdat ik al een keer eerder mee had gemaakt dat Xuefang dit soort blaasjes had gekregen als gevolg van een allergische reactie en deze blaasjes toen haar gehele lichaam bedekt hadden, besloot ik om het ANWB alarmnummer te gaan bellen. Daarvoor moesten we naar een postkantoor. Shirley ging met mij om het postkantoor te wijzen en te praten met de mensen aldaar omdat die geen Engels spraken. Toen ik de eerste keer belde bleef het heel lang stil aan de andere kant van de lijn en kreeg uiteindelijk een bezet toon. Het bleek dat je hier echter wel voor moest betalen, ongeveer 30 Yuan per minuut. Ik probeerde het opnieuw, maar pas bij de vierde poging kreeg ik iemand aan de lijn. Nadat ik mijn probleem uitgelegd had, werd ik doorverbonden. Ik deed opnieuw mijn verhaal en kreeg het advies om zelf naar een ziekenhuis te gaan. Ik was een beetje teleurgesteld met dit antwoord. Uiteindelijk kreeg ik het telefoonnummer van de Nederlandse ambassade, een adres hadden ze niet. In eerste instantie had ik niet door dat het telefoonnummer dat ik had gekregen het nummer was dat je moet gebruiken om vanuit Nederland naar de ambassade te bellen. Na overleg met Shirley wist ik te achterhalen welk nummer ik moest draaien vanuit Beijing. Ik werd al snel doorverbonden met een Nederlander en voelde me meteen opgelucht. Nadat ik had uitgelegd wat er aan de hand was, stelde hij voor dat we naar de ambassade zouden komen en gaf mij het adres en wat instructies. De totale telefoonkosten bedroegen 376,30 Yuan. Rond 11 uur hebben we toen een taxi genomen. Ik had een kaart van Beijing mee gekregen. Het duurde ongeveer een uur voordat de taxi ons voor de ambassade afzette. (De rit kostte 30 Yuan.) Er stond een Chinese wacht op een verhoging naast de ingang. Nadat we onze paspoorten en Xuefangs verblijfsvergunning hadden laten zien, mochten we het terrein op en waren we op Nederlands grondgebied. Binnen melde we ons bij de receptie en de man die ik over de telefoon had gesproken kwam er al snel aan. We gingen naar zijn kantoor en hij vroeg wat er precies aan de hand was. Nadat we dat uitgelegd had en hij ook zelf de blaasjes had gezien, bracht hij ons naar een ziekenhuis wat even verderop aan de zelfde straat lag. Aan de tekst op de buitenkant van het ziekenhuis maakte ik op dat het gerund werd door een Amerikaanse organisatie. Schijnbaar bediende dit ziekenhuis de grote westerse bevolking van de ambassades en internationals die in dit deel van Beijing gevestigd waren. Hij ging met ons naar binnen en nam ons mee naar een arts die hij schijnbaar kende. Ze begroette elkaar en wisselde kaartjes uit. Daarna moesten we weer terug naar de receptie en ging hij er weer vandoor. (Hij had van de mogelijkheid gebruik gemaakt om weer even te netwerken.) We moesten nog ongeveer een half uur wachten voordat aan de beurt waren. Eerste werd de temperatuur en de bloeddruk van Xuefang door een verpleegster opgenomen. Daarna werden we naar een Amerikaanse arts gebracht die al snel constateerde dat er sprake was van een allergische reactie en dat het verstandig was om anti-histamine voor te schrijven. Er was een keuze tussen een sterker medicijn waar je duf van werd en een minder sterk medicijn waar je niet duf van werd. Uiteindelijk heb we gekozen voor het sterkere medicijn in de hoop dat ze er dan zo snel mogelijk vanaf zou zijn omdat we nog maar een beperkt aantal dagen in Beijing zouden blijven. De kosten voor het consult was 130 (US) dollar en voor de medicijnen 13,30 dollar. Nadat ik de rekening kontant voldaan had, heeft Xuefang de eerste pil in genomen. Later heeft de verzekering het bedrag vergoed. Voor de taxi terug hoefde we maar 25,6 Yuan te betalen. Rond 2 uur waren we weer thuis. Nadat we nog wat groenten met rijst hadden gegeten, is Xuefang gaan slapen. Shirley had vrij en toen hebben we besloten om samen met Mabel naar de Panda's in de dierentuin van Beijing te gaan kijken. Nog voordat we binnen waren, waren er al weer Chinese mensen die een foto wilde maken van Mabel. We zijn eerst bij de panda's gaan kijken en daarna hebben de rest van de dierentuin bekeken. Mabel vond het wel leuk, want ze wees steeds met haar vingertje naar de dieren in hun kooien. Aan het eind viel ze in slaap in de buggy. Ze werd pas weer wakker toen we thuis waren en toen wilde ze weer naar buiten.
       De volgende dag was de toestand van Xuefang nog niet veel veranderd. Haar gezicht zat onder de vlekken. Het was me al eerder opgevallen dat het net leek alsof eerst alle delen van haar huid aangedaan moesten worden met blaasjes of vlekken voordat de aanval over gaat. Toen ze opstond voelde ze zich misselijk. Gelukkig ging het over toen ze weer ging liggen. Opnieuw heeft Xuefang het grootste deel van de dag op bed gelegen en veel geslapen. Rond 11 uur zijn Mabel en ik met Shirley naar het Zomer Paleis gegaan. We hebben de bus genomen en de buggy thuis gelaten. Dit betekende dat we haar veel hebben moeten dragen, maar ze heeft ook hele stukken zelf gelopen. Op het plein voor de ingang waren ze bezig bolletjes met parachuts omhoog te gooien. Mabel vond dit prachtig. Op de terug weg heb ik er daarom maar eentje voor haar gekocht voor 1 Yuan. Binnen gekomen kreeg Mabel weer veel bekijks. Vier keer werd ons gevraagd of ze op de foto mocht met mensen. We besloten naar de grote tempel van het Zomer Paleis te gaan. De eerste trap heeft Mabel helemaal uit zichzelf beklommen. De laatste trap heb ik maar gerend, twee treden per stap, met Mabel op mijn arm. Ik vind het vaak makkelijker om een trap op te rennen dan te lopen en heb het gevoel dat het minder vermoeiend is. Boven gekomen heb ik een video van de stad gemaakt. Wat mij opviel waren de vele hijskranen die je overal in de stad zag staan. Het leek wel of de hele stad een grote bouwput was. Weer beneden gekomen zijn we verder gelopen naar de stenen boot en van daar hebben we het pontje naar het eiland genomen. Via de 19 bogenbrug zijn we toen terug gelopen naar de ingang. Toen we terugkwamen, vertelde Xuefang dat er een gepensioneerde arts op bezoek had geweest. Die had verteld dat de medicijnen die Xuefang voor had geschreven wel degelijk bekend zijn in China en dat zij, als zij haar patiënt was geweest, ze ook meteen had voorgeschreven. Ik begreep niet waarom ze het dan niet meteen aan hadden gegeven in de medische post van de werkeenheid. Zal er wel mee te maken hebben dat het eerder een soort huisartsenpost is dan een ziekenhuis.
       De volgende ochtend, waren de meeste vlekken verdwenen, maar de handen, voeten en lippen van Xuefang voelde nog wel vreemd aan, alsof ze sliepen. Het regende de hele dag en we besloten af te zien van ons plan om naar het Plein van de Hemelse Vrede te gaan. Voor de lunch hadden we Peking Eend die ze ergens bij een restaurant hadden gekocht. 's Middags vond ik het boek "The Bridges of Madison County" op het bureau van Shirley en ik ben onmiddellijk begonnen er in te lezen en heb die dag nog uitgelezen. Ik was onder de indruk van het verhaal, ondanks dat het over overspel ging, omdat ik er vanuit ging dat het een waargebeurd verhaal was. Later hoorde ik echter dat het van het begin tot het eind verzonnen was. 's Middags zijn Xuefang en ik nog even naar de warenhuis geweest en daar wat kleren voor haar gekocht. Toen we thuiskwamen was er bezoek van familie van de familie die Xuefang ook van vroeger kende. 's Avonds hebben we van alles gegeten, inclusief wat dingen van McDonalds, wat ik erg waardeerde. We zijn vroeg gaan slapen, want de volgende ochtend moesten we al om 5 uur opstaan. Om zes uur zijn we met de taxi vertrokken en nog geen half uur later waren we al bij het vliegveld. Eerst moesten we nog de kaartjes voor de vliegveldbelasting à 90 Yuan per persoon kopen. Onze vlucht zou officieel om 9:35 vertrekken, maar het werd 10:20 voor dat we opstegen. Rond twee uur plaatselijke tijd landde we op Schiphol. We werden opgewacht door mijn ouders.

23

    Een arme maar wijze jongeman is beter dan een oude maar koppige miljardair die niet meer open staat voor kritiek. Zie daar de jongeman die uit een achterstandswijk kwam en die ondanks dat hij arm geboren was, steeds hoger op klom. Hij werd geliefd bij de mensen in het land en vergaarde veel rijkdom zodat hij uiteindelijke de plaats in nam van de miljardair die langzaam door zijn dwaasheid zijn vermogen had verloren. Maar toen hij zelf eenmaal oud was geworden, moesten de mensen hem ook niet meer. Ook dit is zinloosheid en het najagen van wind.

    (vrij naar Prediker 4:13-16)

24

Ik viel wel een beetje in met mijn neus in de boter bij mijn nieuwe baan op de universiteit, want nog geen week nadat ik begonnen was, ging we met bijna de hele faculteit op een uitje naar Amsterdam. Zo'n uitje was er maar eens in de zoveel jaar. Wat we gingen doen was van te voren niet medegedeeld. De bus stopte in de buurt van het Rijksmuseum, maar in plaats van naar het museum te gaan, gingen we naar de steigers aan de gracht waar allemaal waterfietsen lagen. We werden opgedeeld in groepjes van vier, want ieder waterfiets bood plaats aan vier mensen. Twee moesten er trappen en twee konden uitrusten. Ik was vlak bij Sonja gebleven en kwam samen met haar in het groepje. (Wie de andere twee waren in onze waterfiets, ben ik vergeten.) Gelukkig had ik zonnebrandolie meegenomen want de zon scheen. Het bleek echt een hele puzzeltocht te zijn die ons door alle grachten voerde. Ook bij het Anne Frank huis langs, waar zoals gewoonlijk lange rijen mensen stonden. Niet ver daar vandaan was een plek waar we moesten aanmeren voor een korte pauze met lunch. Sonja was de hele tocht met haar camera bezig geweest. Ze had niet meegedaan met het puzzelen, want ze vond dat we geen moeite moesten doen om de vragen vanuit het Nederlands naar het Engels te vertalen. Elke keer had ze weer "Oh, this is fantastic" of "beautiful" uitgeroepen terwijl ze door de zoeker van haar camera keek. Met haar Nikon N6000 maakte ze zwart-wit foto die ze zelf afdrukte voor het beste resultaat, zo had ze me al eerder verteld. Ook gaf ze er de voorkeur aan om alles met de hand in te stellen. Het had wel tot gevolg dat ze tijdens de hele tocht bijna geen zinnig woord met ons wisselde. Ook toen we voor de lunch aan wal gingen was het eerste wat ze deed naar de toiletten gaan om daar, met het licht uit, een nieuw rolletje in te leggen. Ergens halverwege de terugtocht over het water trok Sonja een shirt uit, maar deed dat een beetje onhandig waardoor haar t-shirt mee omhoog kwam en een van haar borsten, want ze droeg geen BH, zoals ik al eerder had geconstateerd, even ontbloot werd. Wij keken elkaar wat meewarig aan terwijl zij haar shirt opborg en weer haar camera ter hand nam om de kades langs de grachten af te speuren. De rest van de tocht dwaalde mijn ogen verschillende keren af naar haar borsten waarvan de contouren nu duidelijk zichtbaar waren door haar t-shirt. Iets wat mij met tegenstrijdige gevoelens vervulde, zelfs meer dan wanneer ik mijzelf er op betrapte als ik het bij andere vrouwen deed. Ik ervoer het als een van die 'vleselijke' gewoonten die ik nog niet had weten te overwinnen.
       Uiteindelijke kwamen we weer terug bij het Rijksmuseum. Daar aangekomen werd ons verteld dat we tegen vier uur verwacht werden op de Dam. Ik ging snel op weg, met een stel andere, maar nam weer afscheid van hen bij boekenwinkel Scheltema aan het Koningsplein, omdat ik daar graag naar binnen wilde en de andere liever door liepen. Ruim voor de afgesproken tijd vond ik de andere op de Dam. Kort na vier uur vertrokken we richting Taverne De Kluis aan de Prins Hendirkkade 194. Daar bleek dat we een lasergame gingen doen in een aantal ronden. Ik had er wel eens van gehoord maar het nog nooit gedaan en omdat het me interessant leek, deed ik mee met de eerste ronde. Na eerst wat instructies te hebben gekregen daalde we middels een wenteltrap af naar de kelder onder het pand. De kelder was vrijwel in duisternis gehuld en op verschillende plaatsten stonden rook generatoren opgesteld die de laser stralen zichtbaar maakte. Alhoewel ik van nature niet gewelddadig ben, genoot ik er geweldig van. Toen we na 20 minuten weer boven kwamen, was ik helemaal enthousiast. Toen bleek dat er bij de derde ronde nog plaatsen over waren, omdat niet iedereen het even interessant vond, melde ik me onmiddellijk aan, zodat ik nog een keer de kelder in kon met een lasergeweer te kunnen schieten op anderen.
       Tenslotte gingen we met z'n allen naar een restaurant aan. Het was daar dat ik Sonja ook weer zag, maar ik kwam tussen een stel AIO's te zitten waarvan er eentje een onderzoek zou gaan doen op een onderwerp dat raakte aan het project waaraan ik zou gaan werken. Op een of andere kwam er een gesprek los over het bestaan van God en de waarheid van het Christendom. Ik verdedigde mijn overtuiging en mijn geloof met vuur. Altijd als ik in dit soort discussies verzeilt raakte, zag ik mijn overtuigingen helder voor ogen en sprak ik met scherpe bewoordingen. Op dat moment geloofde ik nog dat het de Heilige Geest was die mij, zoals het ook in het Nieuwe Testament beschreven stond, de woorden in de mond legde. Toen ik even naar het toilet liep, kwam ik langs Sonja die in gesprek was met een andere AIO. Toen ik haar zag glimlachen, werd ik overvallen door een golf van jaloersheid die ik echter onmiddellijk onderdrukte en even speelde de gedachte door mijn hoofd dat het een aanval van de duivel was, nu ik net van mijn geloof had getuigd en het evangelie verkondigd had.

25

    Als u het godshuis betreed, wees dan bedachtzaam. Het is beter om aandachtig te luisteren, dan om als een zot te offeren. Want de zotten weten niet wat voor een kwaad ze doen. Open uw mond niet te snel en spreek niet te snel een woord wat in uw hart op kwam, want de goden zijn in de hemel en u bent op aarde. Spreek daarom weinig. Want zoals een droom komt door veel bezigheden, zo klinkt de stem van de zot door een veelheid aan woorden. Wanneer u een belofte doet aan de goden, treuzel dan niet om deze te voldoen, want Hij heeft geen behagen in zotten. Betaal wat u belooft hebt! Het is beter om niets te beloven, dan om iets te beloven en het niet te betalen. Waak er voor dat uw mond uw lichaam doet zondigen. Zeg niet voor het aangezicht van de boodschapper van de goden dat het een vergissing was. Waarom zou u de goden kwaad maken door uw stem en het werk van uw handen vernietigen? Want in veelheid van dromen en woorden is zinloosheid. Vrees de goden!

    (vrij naar Prediker 4:17-5:6)

26

"Mu," antwoordde Chris. Ik zat in een café aan de oude markt Go te spelen met Chris. Hij kwam niet zo vaak spelen. Hij was minstens tien jaar ouder dan ik, van de hippie generatie. In zekere zin was hij nog steeds een hippie. Hij rookte nog regelmatig een joint. Anderzijds was hij ook een van drop-outs die je wel vaker aantrof in de wereld van de denksporten, mensen die eigenlijk te geniaal zijn om te kunnen aarden in een normale baan, een normaal bestaan. Zover ik wist had Chris geen werk en leefde hij van een uitkering. Hij was niet een van de sterkste Go spelers, maar hij was waarschijnlijk wel degene waar ik het meeste van leerde. Hij had ook zo zijn eigen opvattingen over bepaalde aspecten van het spel. Hij had er een hekel aan als een speler met zijn stenen speelde of als iemand met een steen tussen zijn vingers over het bord zweefde op zoek naar de juiste plaats om hem neer te zetten. Je diende pas te spelen als je helemaal zeker was van je zaak en pas dan mocht je een steen uit je bakje pakken, deze tussen de nagel van de wijsvinger en onderkant van de middelvinger draaien en deze in een keer op het juiste kruispunt te plaatsen zonder daarbij andere stenen te verplaatsen. Het leek een domme etiquette, maar later begreep ik er toch de wijsheid van. Hij had er ook een hekel aan als ik tijdens een spelletje aantekeningen maakte. Als je dat al deed, dan diende je dat achteraf te doen, tijdens de analyse, of nog beter als je thuis was. Want als je niet in staat was om alle zetten te onthouden, dan had het ook geen zin om een spelletje te noteren en te bewaren voor later. Het was me inderdaad al snel opgevallen dat de wat sterkere spellers zich vaak tot in detail wisten te herinneren hoe een spelletje was verlopen. Door de jaren heen merkte ik dat het mij ook steeds makkelijker afging om meer en meer details te onthouden en moest ik hem ook op dit punt gelijk geven.
       Ik keek hem vragend aan. Ik had de vraag gesteld of ik een invasie zou wagen op een bepaald punt op het bord.
       "Mu," herhaalde hij, "is het Japanse woord voor 'niets', een begrip uit het Zen Boeddhisme. Je kunt het ook vertalen als 'geen zelf', 'geen ego', 'geen heiligheid' of 'geen vastigheid'. Binnen het Chinese Taoïsisme heet het 'Wu'. In zekere zin is het ook gelijk aan het woord 'Po' dat Edward de Bono gebruikt in zijn boeken over creativiteit. Weet je, er was eens iemand die aan een zenmonnik vroeg of een hond de Boeddha aard had of niet, en toen antwoordde deze met 'Mu'. Hij bedoelde daarmee te zeggen dat zowel 'ja' als 'nee' incorrect zijn. Hij bedoelde eigenlijk dat de vraag verkeerd was. En zo denk ik dat jouw vraag ook verkeerd was. Je moet verder kijken dan dat alleen." Ergens voelde ik allerlei weerstand opkomen. Zen Boeddhisme klonk me als iets waar ik me ver van wilde houden. Al die verering van beelden die ik er mee associeerde, deden me walgen. "Eigenlijk zijn er heel erg weinig mensen die 'Mu' als denkgereedschap gebruiken," vervolgde Chris zijn betoog. "Het heeft mij heel vaak geholpen om een doorbraak te forceren tijdens een spelletje Go."
       Later bedacht ik me dat het woord Mu een ontgrendeling van bepaalde denkgebieden geeft, omdat deze door de bestaande patronen niet bereikt kunnen worden. Alleen die gebieden die men wil ontgrendelen worden ontgrendeld, het idee dat alle gebieden ontgrendeld kunnen worden door het gebruik van het woord Mu, suggereert dat alle gebieden al ontgrendelt zijn. Je komt er, door dit misverstand, dus niet veel verder mee. Als iemand het gevoel heeft de waarheid gevonden te hebben, kan hij niet meer de waarheid vinden als deze waarheid niet de waarheid is. Toen bedacht ik hem dat ik hem wellicht de cryptisch vraag: "Mu Mu?" had moeten stellen. Ook bedacht ik me, dat er ook denkpatronen zijn die de mens niet uit zichzelf kan vinden, omdat ze tegen de mens zelf ingaan. Als christen bedacht ik me, dat er gedachten zijn die alleen God, door de Heilige Geest, kan openbaren. Die zijn dus veel sterker dan alle andere gedachten, sterker zelfs dan het woord Mu.
       Maar Chris gaf mij niet de kans om er verder over na te denken, want hij vervolgde zijn betoog. "Een dier heeft twee ogen, en ziet daarmee de werkelijkheid, en handelt binnen die werkelijkheid. Een mens heeft een derde oog, en kan dus dingen zien buiten de zichtbare werkelijkheid. Hierdoor ontstaan beelden van de werkelijkheid, de mens, en het denken zelf. Het ego is niet anders dan een basis voor handelen, het zelf van de mens is dat wat overblijft als de ego-structuur is uitgeschakeld. De mens handelt vanuit zijn ego-structuren. Ego-structuren hebben zich ontwikkeld, nu zelfs tot supermachten, die alleen 'ja' en 'nee' kennen. De ego-structuren hebben zich ontwikkeld door conflicten en vijandschappen tussen andere ego-structuren. "Mu" is dus de oplossing, de hele wereld is in feite schizofreen. De hele wereld is in conflict. Ik zie hoe de structuren zich opgebouwd hebben, en ik zie ze van onderaf afbrokkelen, en dan zullen ze opgaan in een structuur." Ik had moeite om zijn gedachtengang te volgen en ik werd me gewaar van een innerlijk conflict tussen zijn wereldbeschouwing en mijn geloof in God. Ik vertelde hem van dat ik op het ogenblik een conflict ervoer tussen verschillende werkelijkheden. "Je bent dus ook bezig om schizofreen te worden zoals al die andere mensen," wierp hij op.
       Die laatste opmerking trof mij werkelijk. Ik besefte ook dat hij de aard van het conflict dat er in mij speelde niet kende. Ik besloot om niet te reageren op zijn laatste opmerking en hij gaf mij daar de ruimte voor en we concentreerde ons weer op het spelletje Go, wat hij met gemak van me won.
       Wat later op de avond, toen vele van de andere al naar huis waren, raakte we opnieuw aan de praat. Ik had wat in mijn dagboek zitten schrijven en Chris had dat gezien. "Jij probeert in je dagboek een beeld vast te leggen van jezelf, maar dat kan juist niet." Ik probeerde hem toen uit te leggen dat ik door middel van mijn dagboek dingen probeer te vertellen, die ik eigenlijk niet durf te vertellen, omdat ik bang was voor hoe andere er op zouden reageren. "Dan moet je andere vrienden kiezen." Ik waagde nog een poging om uit te leggen dat ik dat niet wilde. "Jij bent een gevangene van je angst dat andere je niet zullen accepteren. Jij moet jezelf bevrijden van deze angst en ik denk dat we er nu maar meteen moeten beginnen." Ik raakte erg opgewonden van deze uitspraak en kon geen rust vinden. Ik werd overspoelt door zijn gedachten, bleef steken omdat hij mij in het nauw had gedreven. Ik wilde hem wel over mijn geloof vertellen, maar ik wist dat hij het onmiddellijk als onzin zou afdoen en mij van bekrompenheid zou betichten. Na een tijdje zei hij: "Ik denk dat jij probeert te zoeken naar iets, probeert iets te vinden, wat niet direkt te vinden is. Waarschijnlijk kijk je ook niet goed naar de dingen die je vind en zegt je niet 'Mu' wanneer het moet. Daardoor kom je niet verder en blijf je in je angsten steken. Of misschien nog beter: blijf je door je angsten steken." Ik dacht aan mijn geloofsovertuiging en antwoordde: "Ik heb al gevonden," en denkend aan dat ik geloofde dat ik bevrijd was van mijn zonde, vervolgde ik: "en ik ben ook vrij." "Jij bent helemaal niet vrij," reageerde hij scherp. Hier klapte ik van dicht. Chris zag mijn zwijgen en liet het hierbij.
       Het voorval zette mij wel aan het denken over wat het betekend om vrij te zijn. Ik herinnerde me ook dat ik in me in mijn jeugd, voor mijn bekeringservaring, had voorgenomen om nooit verstart te raken in mijn denken. De volgende keer toen ik Chris zag, leek het of hij het hele gesprek alweer vergeten was. Misschien was dat ook wel zo. In ieder geval deed het mij inzien dat hij helemaal niet zo bewogen met mij was als ik toen op dat moment dacht en dat hij voornamelijk bezig was geweest om zijn ideeën te verkondiging en bevestiging te vinden voor zijn overtuigingen. Waarschijnlijk had hij mijn zwijgen als een bevestiging van zijn gelijk ervaren en er verder niet meer over nagedacht.

27

    Weest niet verwonderd als je ziet dat de armen onderdrukt worden en hen gericht en gerechtigheid onthouden wordt, want de ene ambtenaar overziet de andere, en die heeft ook weer ambtenaren boven zich. Iedereen heeft baat van wat het land op brengt. Zelfs de koning leeft van wat het veld opbrengt. Zij die van geld houden, worden nooit verzadigd van geld, en zij die luxe verlangen, hebben nooit genoeg geld. Ook dit is zinloosheid. Daar waar de rijkdom toeneemt, neemt ook het aantal mensen toe. Dus wat voor een nut heeft de rijkdom van voor hun bezitters, dan slechts toe te kijken. De arbeider slaapt goed, of hij nu veel of weinig gegeten heeft, maar de rijke met een gevulde buik kan de slaap niet vatten. En ik zag een groot kwaad op aarde: het is juist de rijkdom die hun eigenaars schade toebrengt. Wanneer de rijkdom verloren gaat als gevolg van een slechte investering, dan zal hij, als hij een zoon heeft, niet meer hebben om hem te ondersteunen. En zoals hij naakt ter wereld is gekomen, zo zal hij die ook naakt verlaten. En hij kan niets meenemen van de rijkdom die hij dragen kan. Ja, dit is inderdaad een groot kwaad, dat precies zoals een man in deze wereld is gekomen, hij hem ook weer verlaat. Dus wat voor een voordeel heeft hij van al zijn zwoegen, van alle dagen die hij in duisternis heeft gegeten en van het verdriet dat hij heeft gehad. En ook zijn ziekten en boosheid. Dit is was ik gezien heb wat goed is: te eten en te drinken en te genieten van al het goede van zijn arbeid, gedurende de dagen van zijn leven die de goden hem gegeven heeft. Want dat is zijn deel. En ook ieder mens, die rijkdom heeft gekregen van de goden en de macht die Hij hem heeft gegeven om daar van te eten en daarvan deel te nemen, om te genieten van zijn arbeid, dat is een gave van de goden. Want hij zal niet vaak terugdenken aan zijn leven, omdat de goden zijn hart vult met blijdschap.

    (vrij naar Prediker 5:7-19)

28

Sonja had op een ochtend een grote kartonnen map mee genomen. Ik had deze al zien liggen toen ik langs haar kamer liep op weg naar mijn eigen kamer. Nadat ik mijn tas had neergezet en mijn computer had aangezet, liep ik, zoals gewoonlijk, naar haar kamer. Sonja had weer eens een van haar Indiase jurken aangetrokken. Weer een van die licht excentrieke trekken van haar waarom ik haar ergens wel bewonderde. Toen ze me zag, sprong ze enthousiast op en zei, in het Engels, dat ze gisteren de hele avond in de donkere kamer had door gebracht en hele mooie afdrukken had gemaakt en ze vroeg of ik die wilde zien. Ze opende de map en liet me een voor een de zwart-wit afdrukken zien. Op een bepaalde manier kwamen de foto's op mij over als abstracte kunst, want er was nauwelijks iets op te herkennen. Ik vroeg haar waar ze de foto's gemaakt waren. Ze reageerde verbaasd dat ik niet begrepen had dat deze afdrukken gemaakt waren van de foto's die ze tijdens het uitje in de Amsterdamse grachten had gemaakt. Nu ik opnieuw naar de foto's keek, herkende ik inderdaad hier en daar iets wat aan die grachten deed denken. Maar op een andere manier kon ik het haast niet geloven. Ik raakte gefascineerd door het feit dat ze die dag zo op een totaal andere manier naar de wereld had gekeken dan ik zelf had gedaan. Ik was ook onder de indruk van haar artistieke kwaliteiten, want die had ik totaal niet van haar verwacht. Ze had me al wel verteld dat ze vaak in zwart-wit fotografeerde en dat ze een eigen donkere kamer bezat. Maar nu ik deze afdrukken had gezien, vroeg ik me toch echt af waarom ze een fotografiecursus was gaan volgen, want ze was duidelijk geen beginneling.
       Diezelfde ochtend liep ik de werkkamer van mijn baas binnen met de opmerking dat ik tot de conclusie was gekomen dat de combinatie van de specificatietalen OWL en SPHINX, die we binnen het project gingen gebruiken, naar mijn inziens niet zou gaan werken. Zijn, in mijn ogen iets wat botte, maar ook terechte, opmerking was: "Dan moet je maar een andere baan gaan zoeken". OWL was een uitbreiding op LambDa, een database specificatietaal die door de vakgroep in samenwerking met een universiteit in Spanje was ontwikkeld en waarvan de correctheid formeel was aangetoond. OWL was een objectgeoriëntieerde uitbreiding van LambDa. Oorspronkelijk was de naam OOL geweest, maar omdat als je het op z'n Nederlands uitspreekt het wel een beetje lijkt op het engelse woord voor uil, werd het later OWL. Van OWL was de formele correctheid nog niet aangetoond. Daar was op dat moment een AIO mee aan het werk omdat het toch minder triviaal bleek te zijn dan in eerste instantie leek te zijn. SPHINX was een taal voor het beschrijven van processen die al jaren het paradepaardje was van een andere vakgroep. Mijn baas was goed bevriend met de hoogleraar van deze vakgroep die in hoog aanzien stond. Al tijdens mijn studie had ik kennis gemaakt met SPHINX en nu ik de taal opnieuw bestuurde, werd ik opnieuw getroffen door de hele aparte manier van redeneren die de taal van je vereist. Met enige moeite is het nog wel mogelijk om te bedenken wat een bepaalde expressie in deze taal voor een gedrag beschrijft, maar de andere kant op, het vinden van een expressie die een bepaald gedrag beschrijft is vaak een moeizaam proces dat veel creativiteit en vernuft vereist. Ja, voor sommige zaken was SPHINX inderdaad ideaal, maar gezien zijn moeilijk te bevatten concepten toch vooral een academisch product. Dat bleek ook wel aan de zeer gebrekkige en weinig samenhangende toolset die er beschikbaar was. Je zou toch verwachten dat er na tientallen jaren onderzoek en een groot aantal promoties toch een werkbare set tools beschikbaar zou zijn om de taal ook daadwerkelijk toe te passen, maar dat was geenszins het geval. Nog afgezien van het feit dat zowel OWL als SPHINX zo hun eigen problemen hadden, was het ook helemaal niet duidelijk hoe de twee samengevoegd zouden kunnen worden. Ze leken zo beide hun eigen universum te bevolken, universums die elkaar maar aan de rand raakte. Om nog maar te zwijgen van de problemen die de eindgebruikers met de twee talen zouden ondervinden. Zonder nog iets te zeggen droop ik af naar mijn kamer die ik deelde met een man uit Armenië die aan een totaal ander project werkte bij een andere groep. De rest van de dag deed ik niet veel aan mijn werk. En er zouden nog veel van dat soort dagen volgen.

29

    Op de tweede afbeelding zien we dat de ossenhoeder hier en daar tussen het hoge gras de sporen van de os ontwaard. Ze waren er al die tijd al, maar nu pas ziet hij ze.

    Dit is het beeld van de mens die langzaam de eerste sporen van zijn ware natuur ontdekt in zijn leven. Ze duiken op plaatsen op waar hij ze niet had verwacht. Niet in de verte, maar vlak voor zijn voeten. Het is ook in deze fase dat hij belangstelling krijgt voor verschillende spirituele tradities en aangetrokken wordt door boeken met wijsheid. Zijn zoektocht begint nu vorm te krijgen, maar hij is zich vaak nog niet bewust van de ego-structuren die hem vast houden.

    Het grootste gevaar in deze fase is dat hij genoegen neemt met wat hij van ander heeft gehoord, dat hij denkt dat sporen van de os alles is wat er gevonden kan worden. Dat hij verstrikt raakt door de rituelen van de spirituele tradities en daar genoegen mee neemt. Dat hij bang is om verder te zoeken en het makkelijker is om de leer van een ander te volgen.

    (De ossenhoeder. Afbeelding 2)

30

Ik was de houten puzzel die Mabel in China had gekregen weer eens tegengekomen en ik had hem meegenomen naar de wekelijkste Go avond in de stad. Chris was er ook en toen ik de puzzel liet zien, was hij in eerste instantie niet geïnteresseerd, maar toen ik hem uitlegde dat het de bedoeling was om alle stukjes van dezelfde kleur tegen elkaar aan moest leggen, vond hij het wel een uitdaging. Hij bestudeerde eerst aandachtig de vormen van de stukjes en begon vervolgens de U en T stukjes in elkaar te leggen aan de bovenkant van de puzzel. Dat was dus al slim gezien. Daarna ging hij verder met de rode en en gele stukjes en vervolgens de rest en bewaarde de kleinste stukjes, de witte en paarse, tot het laatst. Hij had minder dan 20 minuten nodig. Eerlijk gezegd verbaasde het me helemaal niet dat hij de zo snel over had gedaan. Nadat hij klaar was, bleef hij wat de stukjes spelen. Op een gegeven moment merkte hij op dat de zes grootste stukken misschien in een vierkant zou kunnen leggen. "Eens kijken op hoeveel manieren dat kan," vroeg hij zich af. Ik wist dat hij vroeger wiskunde had gestudeerd aan de universiteit, maar dat nooit had afgemaakt. Na een paar minuten vond hij een oplossing. Hij ging aan de slag om een tweede oplossing te zoeken, maar na een paar minuten zei hij: "Grappig, er is maar precies een oplossing." Hij liet mij de oplossing zien:

Ik wilde hem in eerste instantie niet geloven en vroeg aan hem of ik het mocht proberen. Ergens was ik wel een beetje jaloers dat hij dit gevonden had. Ik pakte een ander setje van de zes grootste stukjes en ging aan de slag. Naar een paar minuten zag ik ook in dat er maar een oplossing was.

In de daarop volgende weken, werkte ik aan het programma waar ik in China aan was begonnen. Omdat ik vermoedde dat de puzzel met van iedere kleur vijf stukjes waarschijnlijk te groot was, begon ik met twee stukjes van iedere kleur. Ook besloot ik het in eerste instantie te doen zonder de U en T stukjes. Na een aantal uren rekenen kwam het programma met 5124 oplossingen. Als je alleen naar de kleuren kijkt waren er 3136 verschillende oplossingen. Maar omdat er vier manieren zijn waarop je een oplossing kan bekijken en het programma al deze vier oplossingen vond, waren er in feite maar 784 verschillende oplossingen. Ik besloot de oplossingen te sorteren naar het aantal vierkantjes van dezelfde kleur die elkaar raakten. Daaruit bleek dat er maar een oplossing was waar de blokjes van dezelfde kleur maar op een plaats elkaar raakte.

De volgende keer dat ik Chris bij Go ontmoette, vertelde ik hem enthousiast hierover. Ik liet mezelf ontvallen, dat het waarschijnlijk moeilijk zou zijn voor een mens om deze oplossing te vinden. Chris dacht even na en antwoordde toen "Daar ben ik nog niet zo zeker van, want je stelt namelijk hele sterke voorwaarden. Heb je de puzzel toevallig bij je?" Dat was inderdaad het geval. Ik gaf hem de stukjes en hij tekende op een stuk papier een rechthoek van 6 bij 7. Ik zag hoe hij wat met de stukjes draaide. "Kijk de groene vierkantjes kun je maar op een manier tegen elkaar leggen." Hij schoof de twee groene vierkantjes binnen de rechthoek en probeerde de verschillende opstellingen. "Je kunt al heel snel een groot aantal mogelijkheden uitsluiten." Ik begreep wat hij bedoelde. Hij begon al snel te puzzelen en na ongeveer een kwartiertje, lag de oplossing vrij plotseling op tafel. "Dit moet hem zijn," merkte hij op. Op tafel lag het volgende figuur:

Ik controleerde de oplossing en er was inderdaad geen speld tussen te krijgen, het was de oplossing. "Heb je nog een puzzel voor me of zullen we een spelletje Go spelen?" Ik koos voor het laatste. Het was niet de eerste keer dat Chris mij verraste met zijn logica. Toen ik aan het eind van de avond terug fietste, gingen mijn gedachten terug naar Mr. Spock uit de science fiction serie Star Trek. (Hoe ik daar zo op kwam, weet ik niet precies, maar het is zeker niet vanwege enige overeenkomst tussen Mr. Spock en Chris, want alhoewel Chris goed logisch kan nadenken lijkt hij verder in niets op Mr. Spock.) Toen ik deze serie in 1973 voor het eerst op televisie zag, maakte hij een grote indruk op mij. Mr. Spock, een man met puntoren omdat hij half mens half Vulcan is, probeert zijn emoties uit te schakelen en volledig te vertrouwen op logica. Dit leidt vaak tot humoristische dialogen tussen hem en de andere bemanningsleden. Aan het eind van de aflevering "The Galileo Seven" vraagt Kirk, de kapitein van het ruimteschip, aan Mr. Spock of een bepaalde levensreddende actie van hem niet een pure wanhoopsdaad was. Mr Spock antwoordt daar heel koeltjes op met: "Dat is korrekt, Kapitein." Waarop de kapitein stelt dat het algemeen bekend is dat wanhoop een hoogst emotionele toestand is en hem vraagt hoe hij dat met zijn alombekende logica verklaart. Spock antwoord: "Heel simpel kapitein. Ik bekeek het probleem van alle kanten en kwam tot de conclusie dat het hopeloos was. Logica toonde mij dat in een dergelijke situatie, de enige logische actie een wanhoopsdaad was. Logische beslissing, met logica herleidt." De kapitein stelt het nog even scherp door te zeggen: "Okay, je redeneerde dus dat het tijd was voor een emotionele uitbarsting." Natuurlijk verdedigt Spock zich en antwoordt: "Zo zou ik het niet willen uitdrukken, maar dit zijn essentieel gezien wel de feiten." De kapitein zucht en zegt: "Dus je gaat nu niet voor de eerste keer in je leven toegeven dat je een pure emotionele, mensenlijke actie hebt uitgevoerd?" Spock doet zijn handen over elkaar en schud langzaam zijn hoofd met de woorden: "Nee, kapitein." De kapitein moet er hartelijk om lachen en zegt: "Mr. Spock, u bent een koppige man." Spock fronst en antwoordt stoïcijns: "Ja, kapitein."
       Het verhaal gaat dat Vulcans heftige emoties hebben, maar zich er in trainen om hun emoties door middel van meditatie de baas te blijven. Ze kennen zelfs een ritueel, Kolinahr genaamd, dat tot doel heeft om je te ontdoen van alle emoties. Ik dacht er over na wat dit betekende en of dit wel mogelijk was. In de TV serie gebruikt Mr Spock vaak het woord fascinerend. Goed beschouwd is dit ook de uitdrukking van een emotie, namelijk die van de verwondering. Ook lijkt het er op dat Mr Spock zich vaak inzet voor het welbevinden van de bemanning van het ruimteschip. Ook vroeg ik me af of iemand die geen emoties meer heeft en zuiver op logica afgaat niet het gevaar loopt om een soort psychopaat te worden, want een kenmerk van een psychopaat is toch dat emoties op een afwijkende manier ervaren worden. Ik realiseerde me ook dat volwassen worden alles te maken heeft met het leren beheersen van je emoties. Toch vroeg ik me af waarom een fictieve persoon als Mr Spock mij zo fascineerd.
       Mijn gedachten gingen ook naar een andere fictief universum, de wereld die Frank Herbert beschreef in zijn Duin-serie, waarin sprake is van Mentats en de Bene Gesserit. De eerste drie delen van deze science fiction serie las ik mijn tienerjaren en hadden een grote invloed op mijn denken. Mentats waren menselijke computers omdat tijdens de zogenaamde Butler's Jihad alle denkende machines verbannen waren en het gebruik van machines die het menselijk denken nabootsen verboden werd. Alhoewel Mentats niet streven naar het uitbannen van emoties, zijn ze toch zeer bedreven in het logisch denken en het verwerken van grote hoeveelheden data. De Bene Gesserit, een zusterorde die zich toelegt op het trainen van de zintuigen en de spieren, proberen wel hun emoties onder controle te houden. Ook een emotie als liefde wordt door hen als gevaarlijk gezien. In een bepaald opzicht gaan ze daarin heel ver doordat ze de neiging hebben om kinderen te scheiden van hun natuurlijke ouders om er voor te zorgen dat ze niet gebonden raken aan hun ouders. Ergens een vreemd idee, want het is maar zeer de vraag of kinderen zich kunnen ontwikkelen tot een gezonde volwassen als ze geen liefde ontvangen in hun kinderjaren en ze daarmee niet veeleer geschaad worden in hun vermogen om emoties onder controle te houden.

In zijn Zibaldone di pensieri betoogt Giacomo Leopardi dat de 'rede' tegen over de 'natuur' staat. Hij geeft daarbij het voorbeeld dat de 'rede' zegt dat het geen zin meer heeft om eten te geven aan iemand die doodziek is en voorzeker gaat sterven, maar dat de 'natuur' ons er toe aanzet omdat wel te doen. Kunnen we in dit geval stellen dat 'rede' gelijk staat aan logica en 'natuur' aan emotie. Als dat zo is dan komt iemand die de volgens de logica wil handelen en de emotie wil uitbannen wel heel sterk op een gewetenloze psychopaat, want het lijkt het me dat een psychopaat in dit voorbeeld de 'rede' zou volgen. Maar wat betekend het dan wel om de logica na te streven en de emotie uit te bannen, vroeg ik mij af?

31

    Er is een kwaad, dat ik gezien heb bij vele mensen op de aarde. Een man, die van de goden veel rijkdom, goederen en aanzien had ontvangen (en die alles had wat zijn hart begeerde), werd door de goden van weerhouden om er van te genieten, maar in plaats daarvan genoot een vreemde er van. Dit is ook zinloosheid en een groot verdriet. En al krijgt een man honderd nakomelingen en leeft hij vele jaren, maar zijn ziel kan niet genieten van al het goede en hij ook geen behoorlijke begrafenis kreeg, is een miskraam dan niet beter af dan hij. Want een miskraam komt in zinloosheid en verdwijnt in de verborgenheid en de verborgenheid bedekt haar naam. Ook heeft zij de zon niet gezien nog gekend. Zij heeft meer rust dan hij, zelfs al zou hij tweeduizend jaar zou leven maar niet van het goede genieten.

    Alle arbeid die een mens verricht is voor zijn mond, maar toch wordt zijn eetlust nooit gestilt. Wat heeft de wijze meer dan de dwaas? Wat heeft de arme er aan als hij weet hoe hij zich gedragen moet? Als hij met de mensen weet om te gaan? Wat de ogen zien is beter wat de ziel begeert. Ook dit is zinloosheid en een kwelling voor de geest. Wat iemand ook is, en al is zijn naam bekend, en dat hij een mens is, toch kan hij niet in het gericht treden met hem die sterker is dan hij. Voorwaar, er zijn vele dingen die enkel zinloosheid vermeerderen. Wat heeft een mens daarvan? Want wie weet wat goed is voor de mens? En het getal van dagen van zijn zinloze leven, die als een schaduw aan hem voorbij trekt? Want wie kan de mens vertellen wat er zal gebeuren nadat hij is heen gegaan?

    (vrij naar Prediker 6:1-6:12)

32

Het begon al te schemeren toen we op het vliegveld van Helsinki landde. Ik was samen met Sonja vanuit Düsseldorf gevlogen met Finair. We zouden vanuit Helsinki verder vliegen naar Kusamo, dat net ten zuiden van de poolcircel lag. Bij de gate troffen we ook de andere van het ESPRIT project, mijn baas Hans, een viertal Duitsers en ook onze Finse partners. Het was vrijdag. Morgen, zouden we de hele dag presentaties geven. Zondag was een vrije dag en daarna zouden we op maandag en dinsdag nog besprekingen voeren en tenslotte woensdagochtend weer terug vliegen. Er zat een weekend in, omdat dat scheelde in de kosten van de tickets. Het was voor mij de eerste keer dat ik na de geboorte van Mabel dat ik alleen op reis ging.
       Het was maar een korte vlucht naar Kusamo. Kusamo had maar een klein vliegveld. We we verlieten het toestel via een trap in de staart en zagen hoe het gewoon op de sneeuw stond. Ik vroeg me af of het toestel ook op de sneeuw was geland. Het was -20 buiten, maar toch voelde het niet heel koud want het was vrijwel windstil en de lucht was erg droog. Vanaf het toestel liepen we na het gebouwdje aan de rand van het landingsterrein. Niet veel later kwamen de karretjes aangereden vanwaar we onze koffers haalde en vervolgens was het nog wachten op een taxi die ons naar het hotel bracht. De wegen lagen gewoon onder de sneeuw en de auto's reden er met volle snelheid overheen omdat sneeuw bij lage temperatuur weer ruw wordt. Eigenlijk was de sneeuw alleen glad bij de stoplichten in de stad waar de auto's moesten afremmen. Bij iedere parkeerplaats buiten was er een stopcontact waar je een stekker in kon steken, een voorziening om te zorgen dat de auto de kou kon weerstaan en je hem na een koude nacht weer kon starten. Het hotel zag er luxe uit, maar had een wel wat oudbollige aankleding. De tweede avond was er live-muziek en was het heel druk met mensen die kwamen stijldansen. Ondanks de lage temperatuur, was het heel goed mogelijk om zonder jas even naar het gebouwdje te lopen waar we onze kamers hadden. Er was ook een loopbrug, maar dat duurde langer. Toen ik de eerste nacht in bed stapte, kreeg ik elektrische schokken van het dekbed. De lucht was, als gevolg van de kou kurkdroog. De tweede nacht heb ik gedouchd met de deur open en toen was het al een stuk beter.
       De voordrachten op zaterdag liepen wat stroef. Het leek er op alsof ieder van de drie partnerst met zijn eigen onderzoek bezig was en dat er weinig cohesie zat tussen de verschillende onderdelen. Al snel ontstonden er allerlei politieke discussies over de te volgen strategie, wat mij nogal tegenstond. Later begreep ik dat het in alle ESPRIT projecten er zo aan toe ging. Alle partners gebruikte het geld om hun eigen onderzoek te doen en deden voor de vorm alsof de losse onderdelen van de verschillende partners een geheel vormde. Die eenheid was er alleen op papier.
       Op zondagochtend ging ik om tien uur naar een dienst in een plaatselijke kerk. Ik werd herkent als buitenlander en er werd iemand voor mij gezocht die wat voor mij kon vertalen. Zijn Engels was echter redelijk gebroken en ik had moeite om alles te volgen. De melodie van een aantal van de liederen die werden gezongen, herkende ik en ik zong ze mee, voor zover ik de Nederlandse tekst tenminste wist te herinneren. Na de dienst raakte ik in gesprek en hij nodigde me uit om bij hem, zijn vrouw en hun vier kinderen de lunch te komen nuttige. Omdat hij mij zo'n aardige man leek en ik toch niets te doen had, besloot ik op zijn aanbod in te gaan. De andere van het project, uitgezonderd Sonja, zouden gaan skiën op een nabij gelegen berg. Ik wist niet wat Sonja ging doen, maar ik wist dat ze haar camera meegenomen had en ik verwachte dat ze foto's zou gaan nemen van de omgeving, zo lang er tenminste licht zou zijn. Ik lette goed op hoe we reden. Ze woonde net buiten het stadje tegen een heuvel. We aten een eenvoudige maar smakelijke lunch. De oudste van hun kinderen was net twaalf en de jongste was vier. Het leek me een intelligent stel kinderen die niet veel problemen maakte. We praatte nog wat verder over waar ik vandaan kwam en naar wat voor een kerk ik ging. Toch verliep het gesprek moeizaam omdat hun Engels niet al te best was. Rond half twee besloot ik weer te vertrekken. Hij wilde me graag terug brengen naar het hotel, maar ik vertelde hem dat ik graag terug wilde wandelen. Ik pakte het kaartje van Kusamo dat ik bij de receptie van het hotel had gevonden en wees na enige zoeken de plek aan waar we volgens mij waren. Hij keek een beetje verbaasd want ik zat er niet veel naast. Terwijl ik hem het kaartje liet zien, zag ik ook meteen de route waarlangs ik terug zou wandelen. Ik zou een langlauf lauper door de bossen volgen en vervolgens het meer over steken waaraan, schuin aan de overkant, het hotel lag. Ik schatte de afstand op een kilometer of vijf. Ik nam snel afscheid van de familie die mij vertelde dat als ik nog eens in de buurt was, zeker langs moest komen en blijven logeren. Ik bedankte hen voor het aanbod en wist dat ik er nooit gebruik van zou maken. Ik moest eerst nog een aantal straten door wandelen voordat ik bij het begin van de lauper kwam. Na nog een keer op de kaart te hebben gekeken en me er van verzekerd te hebben dat het de goede lauper was, ging ik op pad. De lauper kronkelde tussen de hoge door sneeuw bedekte naaldbomen en ik genoot en hier en daar stopte ik om een foto te maken met de Russische Zenit camera. Na verloop van tijd ontdekte ik dat het tussen de bomen te donker werd om nog goed foto's te maken. Ik moest me haasten. Op ongeveer tweederde van de lauper die ik wilde volgen, kwam ik bij een T-splitsing met een houten richtingwijzer met bordjes voor de drie richtingen. Tot mijn schrik zak ik dat de lauper rechtsaf verder ging, terwijl ik rechtdoor wilde. Ik bestudeerde de richtingwijzer en probeerde de namen die er op stonden te vinden op het kaartje. Het werd me al snel duidelijk dat de lauper die ik wilde volgen niet gelegd was en dat de lauper die naar rechts afboog met een grote boog weer terug zou komen nabij het beginpunt van mijn tocht. Ik voelde er niets voor om terug te keren. Ik zou dan via een lange omweg terug moeten wandelen. Het idee om terug te gaan naar het huis waar ik vandaan kwam en te vragen of ze me terug zouden kunnen brengen met de auto, stond me helemaal tegen. Nee, er was eigenlijk maar een weg die ik kon volgen en dat was recht door. Dus vervolgde ik mijn weg. Ik had al wel gezien dat er een flinke laag sneeuw lag. Tot dan toe had ik steeds vlak naast de lauper gelopen waar de sneeuw aangestampt was door de machine die de lauper had gelegd. Nu ontdekte ik al snel dat het toch redelijk vermoeiend was om door dertig centimer sneeuw te moeten schokken. Ook merkte ik dat het al flink begon te schemeren.
       Ik schrok toen plotseling mijn voet veel dieper wegzakte dan daarvoor. De sneeuw voor me was bijna egaal, maar het pad dat onder de sneeuw liep, schijnbaar niet. Ik deed nog een stap en die leek nog iets dieper te zijn. Ik hield stil en keek om me heen. Liep ik nog wel op het pad. Ik begon het nu ook voor het eerst koud te krijgen. Ook realiseerde ik me dat niemand wist waar ik was en ik waarschijnlijk niet op tijd gevonden zou worden als ik zou bevangen zou worden door de kou en niet verder zou kunnen lopen. Hier stond ik dan als een klein mensje ergens in de uitgestrekte bossen van Finland. Het was natuurlijk ongelooflijk dom van me om in een door mij totaal onbekend gebied onder deze omstandigheden een wandeling te gaan maken op een plaats waar verder niemand is. Wat moest ik doen, terug keren of verder lopen. Terug gaan leek het meest veiligst, maar naar mijn gevoel zou ik eerder in de bewoonde wereld terugkeren als ik door zou lopen. Ik heb er een hekel aan om terug te keren, het voelt als een nederlaag, alsof je het op gegeven hebt, niet door hebt kunnen gaan. Ik keek nog eens goed rond of ik nog wel op het pad liep. Ik deed nog een paar stappen vooruit en merkte dat het weer iets om hoog ging. Het leek wel of een beekje het pad doorkruist had. Rechts van mij liep de heling omhoog. Ik kreeg weer moed en liep door. Nog geen honderd meter verder zag ik in de verte een lichtje tussen de bomen. Onmiddelijk maakte ik meer vaart. Al snel werd duidelijk dat het lichtje kwam van een gebouw aan de linkerkant van het pad. Op een gegeven moment kwam ik bij een hek dat uitzicht bood op een opening in het bos dat het gebouw omringde. Het huis lag zo'n honderd meter verder iets lager op de helling. Aan de achterkant ven het gebouw was een zaal die verlicht was. Ik meende mensen te zien zitten. Ik pakte mijn rugzak, deed mijn handschoenen uit en zocht in mijn rugzak naar mijn camera en het occulair dat ik mee genomen had. Ik schroefde de lens van de camera en schroefde deze op het occulair. Voordat ik het aan mij oog zette, deed ik snel weer mijn handschoenen aan. Na even zoek had ik het zaaltje vol in beeld. Ik zag vier mannen in sober aangekleedde zaaltje. Ze droegen bruine gewaden en zaten op kussentjes met hun gezicht naar de muur gekeerd. Aan de wand hing kaligrafie van twee Chinese karakters. Ook zag ik een klein altaar met een boeddhabeeld er op. Het was een Zen dojo en die mensen daar waren bezig met het beoefenen van zazen: ze zaten te mediteren. Hier stond ik in de sneeuw en keek naar hen via een verrekijker zonder dat ze ook maar konden bevroeden dat er iemand naar haar keek. Opnieuw had ik die ervaring dat ik een leek te zijn met het gehele universum om mij heen en God plotseling heel dichtbij leek te zijn. Die mannen daar waren op zoek naar verlichting, maar diep in mij was de overtuiging dat ik gered was door het verlossende werk van Jezus en dat zij op een dwaalweg zaten. Ik werd gevuld door blijdschap en ervoer een vrede die alle verstand te boven leek te gaan. Voor een moment maakte het me niet meer uit of ik levend uit dit bos zou komen of niet. Ik borg de telescoop op in mijn rugzak en vervolgde mijn pad. Niet veel verder ging het pad maakte het pad een lichte bocht naar links en ging iets stijler naar beneden en was aan het eind straatverlichting zichtbaar.

(Wordt vervolgt)