Bezwaarschrift 4 november 2011

Hieronder een licht aangepaste versie van het bezwaarschrift was ik op vrijdag 4 november 2011 ingedient heb bij de Commissie van Beroep van de Stichting Carmelcollege. De bezwaren werden op alle punten gegrond verklaard.

Stichting Carmelcollege
t.a.v. Commissie van Beroep
Drienerparkweg 16
7552 EB Hengelo

Enschede, 4 november 2011

Geachte leden van de Commissie van Beroep,

graag zou ik op grond van art B2.10 lid 3 van het Examenreglement bezwaar willen aantekenen tegen een maatregel die op grond van art B2.10 lid 1 tegen mijn dochter Annabel, is genomen door de heer B., afdelingsleider van het Bonhoeffer College, locatie Bruggertstraat.

De reden dat ik bezwaar aanteken is omdat ik meen dat de heer B. niet gehandeld heeft overeenkomstig het Examenreglement en zijn besluit wellicht niet geldig is. Verder meen ik dat het besluit wel recht doet aan de letter van art B2.10 van het reglement, maar in gaat tegen de geest van het reglement. Immers in een voetnoot wordt fraude gedefinieerd als het op arglistige wijze geven van een onjuiste voorstelling van zaken, in eigen of andermans belang, door vervalsing van administratie of ontduiking van de voorschriften.

Ik meen dat de heer B. niet gehandeld heeft overeenkomstig het Examenreglement omdat hij mijn dochter niet gehoord heeft alvorens hij een maatregel nam. In art B2.10 lid 1 staat dat hij bevoegd is tot het nemen van passende maatregelen, ik citeer: "nadat hij de docent-examinator en de kandidaat heeft gehoord". Pas nadat hij zijn besluit heeft genomen, wat hij overigens niet onmiddellijk vergezeld heeft doen gaan van een schriftelijk bericht (zoals uitdrukkelijk staat vermeld in dat zelfde artikel), heeft hij met mijn dochter en ik een gesprek gehad om zijn besluit toe te lichten. In zijn schriftelijke bericht, dat hij daarna, mede op mijn uitdrukkelijke verzoek, heeft toegezonden, bevestigd hij de lezing dat hij mijn dochter niet heeft gehoord. Naar de letter van het artikel was hij niet bevoegd om deze beslissing te nemen.

Nu kunt u van oordeel zijn dat het hier slechts een klein detail betreft, maar ik ben van mening dat het nogal essentieel is en dat het niet zonder reden is dat dit zo expliciet in het Examenreglement is opgenomen. Hij heeft bij voorbaat geoordeeld dat het niet nodig was om de kant van het verhaal van mijn dochter te horen en zijn oordeel enkel te baseren op het feit dat zij op haar USB-stick een niet toegestaan document had staan. Ik bestrijden niet dat mijn dochter hierbij de letter van de regels heeft overtreden. Echter, mijn dochter had dit document er niet bewust opgezet met het doel om fraude te plegen, maar was eerder die dag vergeten het te verwijderen nadat ze haar USB-stick gebruikt had om het document over te zetten op een PC waarmee ze het document kon afdrukken. Vlak nadat ze dat gedaan had, moest ze plaats maken voor iemand anders en is toen zelfs vergeten om haar USB-stick uit de PC te nemen. Op een later tijdstip heeft de heer Bos van school haar de USB-stick aan haar teruggegeven. Meteen nadat mijn dochter zich tijdens de examentoets zich herinnerde dat het document nog op de USB-stick stond, heeft ze dit uit eigen beweging aan haar docente Nederlands, mevrouw J., gemeld, dit terwijl ze ook heel eenvoudig het document op een later tijdstip had kunnen verwijderen. Op het moment dat ze dit melde, had mevrouw J. de USB-stick in bewaring, maar zij zou die aan het eind van de toets teruggeven om mijn dochter in de gelegenheid te stellen om het document met haar antwoorden er op te plaatsen. Op dat moment had ze met een eenvoudige muisklik en een enkele toetsaanslag het bewijs van haar overtreding kunnen uitwissen. Mijn dochter heeft er heel bewust voor gekozen om eerlijk te zijn en open kaart te spelen en ze heeft na afloop van de toets ook aan mevrouw J. laten zien dat het bestand daadwerkelijk op de USB-stick stond. Later heeft ze mevrouw J. ook de afdruk van het bestand laten zien. Ze is dus niet betrapt, maar heeft uit eigen beweging haar overtreding bekend gemaakt, terwijl ze die had kunnen verdoezelen. Tijdens het gesprek dat wij met de heer B. hadden, nadat hij zijn besluit had genomen, bleek dat hij niet op de hoogte was van alle hierboven genoemde feiten. Begrijpelijk dat hij op dat moment, nadat hij zijn besluit aan door de afdelingcoördinator had doen mededelen aan mijn dochter, er niet op terug wilde komen.

Nu vraag ik u, is het in de geest van het reglement dat mijn dochter, doordat ze er voor gekozen heeft om eerlijk te zijn, behandeld wordt alsof ze fraude heeft gepleegd, als ware ze arglistig geweest, terwijl er geen enkel bewijs is dat zij daadwerkelijk fraude heeft gepleegd en er ook in de afgelopen vier jaar geen enkele aanwijzing is geweest dat zij ooit fraude heeft gepleegd in welke vorm dan ook? (Ik zou ook niet voor mijn dochter zijn opgekomen als ik ook maar enigszins het idee zou hebben dat ze ooit fraude zou hebben gepleegd. Annabel weet als geen ander dat ik eerlijkheid als een heel hoog goed beschouw.) En hoe staat dan een menselijke vergissing die per ongeluk is gemaakt tegenover een afdelingsleider die niet handelt overeenkomstig het examenreglement wat hij als geen ander zou moeten kennen en waarmee hij de rechten van mijn dochter heeft geschonden? Om deze redenen verzoek ik u dan ook om het besluit van de heer B. nietig te verklaren of deze om te zetten in een lichtere maatregelen zoals de mogelijkheid om de toets over te doen zonder dat dit ten kostte gaat van een herkansing. (Zelfs dat zou mijn dochter als een straf ervaren omdat ze gewoonlijk vanwege haar dyslexie die vooral te maken heeft met spelling, hard moet studeren.) Voor de duidelijkheid, mijn dochter heeft de examentoets wel gewoon afgemaakt en ingeleverd. De toets is ook nagekeken door mevrouw J..

Ik heb er wel vertrouwen in dat mijn dochter in staat zal zijn om de komende twee jaren met een positief resultaat af te ronden met de ene herkansingsmogelijkheid die ze nu kwijt is geraakt. Wat mij vooral steekt is dat mijn dochter het gevoel heeft dat ze bestraft wordt omdat ze open en eerlijk geweest is. Is het dan de bedoeling van deze beslissing dat mijn dochter nu cynisch wordt en de harde les leert dat je beter sluw kunt zijn dan eerlijk, dat je beter je mond kunt houden en proberen je per ongeluk gemaakte vergissingen te verdoezelen? Moet zij dan tot de ultieme conclusie komen dat fraude (naar de letter) geoorloofd is, zolang je maar niet betrapt wordt? Ik neem aan dat dat niet de boodschap is die een Christelijke school wil uitdragen.

In afwachting van uw besluit en bereid tot nadere toelichting, verblijf ik,

Hoogachtend,
Ondertekening