Vorige Boven Geen volgende

Openbaar dagboek

Hieronder volgen een aantal fragmenten uit het openbare dagboek dat ik op 27 november 1991 begon.


Het leven is kort

27-10-91

Afgelopen zaterdag had ik m'n moeder aan de telefoon. Ze vertelde me dat een oom van mij, die z'n hele leven huisharts is geweesr, al 3 weken eenzijdig verlamd in het ziekenhuis ligt, als gevolg van een herseninfarct. Hij is er niet best aan toe, omdat er ook problemen met z'n hart zijn. Mijn moeder zei: "Hij is nog zo jong, pas 66." Vorig jaar is hij met pensioen gegaan. Ja, het leven is kort.

De tijd gaat zo snel en zo langzaam. Het is wonderlijk hoe de tijd alsmaar voort gaat. Volgende week wordt ik 31. Toch kan ik me mijn 30ste verjaardag nog goed herinneren; het is helemaal niet zo lang geleden.
Hoe ouder je wordt des te sneller gaan de jaren voorbij. Is dat een psychologisch effect omdat je naarmate je ouder wordt minder leert en meer herinneringen hebt? Ja, ik denk dat ons besef van tijd veranderd naarmate we ouder worden. En toch lijkt het grootste deel van ons leven te bestaan uit wachten, of althans onze tijd vullen met dingen die gedaan moeten worden: slapen, werken, eten, schoonmaken, enzovoort. Als we wachten gaat de tijd zo langzaam.
Als we naar het verleden kijken lijkt alles zo snel te gaan, als we naar de toekomst kijken lijkt alles nog zo ver weg te zijn. En in het nu gaat de tijd voorbij, alsmaar gestadig, met het zelfde tempo. We kunnen de tijd niet stoppen of sneller laten gaan, al zouden we dat wel vaak willen.
Waarom is dit zo? Ik stel me mezelf deze vraag wetende hoe nutteloos hij eigenlijk is. Dat we ons deze vraag stellen komt omdat we het zo moeilijk hebben met de tijdelijkheid van alles. Ergens geloven we niet in de tijdelijkheid. Er is eeuwigheid in ons hart geplant, volgens Prediker (3:11).

De afgelopen dagen ben ik ziek geweest: een griep. Niets ernstigs, maar toch voel je je beroerd. Ergens kwam het niet als een verrassing; ik was de laatste weken gewoon te druk geweest. Een verplichte vakantie dus. Ergens zou je soms wel ziek willen worden, omdat alles maar door en door gaat. Maar als je dan ziek bent, voel je je beroerd en malen er allerlei gedachten door je hoofd, die alleen maar maken dat je je nog ellendiger voelt. Hoe goed is het dan om ziekenbezoek te krijgen, of als mensen wat voor je doen.
Toch heeft het iets goeds. Je komt to stilstand, denkt na, (gedwongen haast) over de vragen van het leven: waar voor je leeft, wat je in je leven wilt bereiken, wat je wilt doen, wat je belangrijk vind en wat niet. Maar je beseft ook je nietigheid, je beperktheid, je tijdelijkheid.

Als je ziek bent dan ben je zwak, en dan komen al je ware emoties, verlangens, motieven en dromen naar boven. Je bent moe, maar toch kun je niet slapen, omdat je ligt te draaien.

28-10-92

Toen ik vanochtend de woonkamer in liep, raakte ik verwonderd door het uitzicht. Grijze wolken die met een hoog tempo voorbij trokken tegen een licht blauwe hemel die gesierd werd door hele dunne reepjes wolk. Verbazend hoe de wolken soms zo snel kunnen voorbij trekken, terwijl alles op de grond zo rustig is.

Onmiddelijk schoot mij de gedachte binnen om te gaan vliegeren, maar ik constateerde dat het niet zou lukken. Wat een dwaas idee ook, zo vroeg op de morgen.

Toen ben ik me maar gaan scheren, zittend in de woonkamer. Scheerapparaat in de ene hand, spiegel in de andere hand. Zo kan ik genieten van het uitzicht, de kauwen die af en aan vliegen, en te gelijkertijd mezelf in de spiegel zien. Ik voelde me intens gelukkig ondanks alle gedachten die de afgelopen dagen zo zwaar op me hebben gedrukt.

Kauwen, want dat zijn het volgens mij, vliegen heel anders dan duiven. Duiven kunnen uren achtereen in formatie blijven vliegen. In zulke perfecte formaties waarin het lijkt alsof ze allemaal te gelijk hun vleugels bewegen en zich wenden en keren. Vanochtend zag ik hoe kauwen dat ook kunnen. Maar het zijn zulke onstuimige vogels, ware vliegkunstenaars, dat ze hun formaties maar heel kort kunnen vasthouden. Even kwam ik in de verleiding om te denken, hé het zijn duiven, maar al snel werd mijn bedrog doorbroken: het waren kauwen, op weg de stad in, op zoek naar voedsel. #

3-11-92

Afgelopen weekend was het prachtig helder herfst weer, geen wolkje aan de lucht. Het was ook voor het eerst echt koud, vooral 's ochtends. DAt krijg je met helder weer. Ik had voor het eerst handschoenen nodig. Dan bemerk je weer hoe koud koud kan zijn. Maar het mooiste was de zon die scheen op allle gouden herfstkleuren. Allerlei gouden kleuren hebben de bomen, sommige donkerrood. Andere fel rood, vermengd met scheuten oranje, als vlammen haast. Maar vooral het heldere geel trof mij, hier en daar vermengt met heel licht groen. Maar ook de vele vormen. Bomen die nog helemaal vol blad zitten, naast bomen die half kaal zijn, waarbij het lijkt alsof ze besneeuwd zijn met gele balder vlokken, die ieder moment kunnen verdampen.

Ik verbaas me over het wonder, dat alles toch zo mooi kan zijn terwijl het afsterft. De dood heeft zijn intrede gedaan in onze schepping, maar God heeft zelfs daaraan nog schoonheid gegeven. Een schoonheid die geen schilder kan nadoen, dan alleen de allergrootste waarvan de geschiedenis er maar een paar heeft voortgebracht.



Rik, mijn oudste neefje
Of: creatief vermanen

Op mijn verjaardag was hij de jongste gast, samen mee gekomen met m'n oudste zus(je) en m'n zwager. Hij is nu bijna twee en half jaar. Hij kan al heel aardig praten en vindt het leuk om zelfstandig rond te wandelen en dingen te onderzoeken. In het begin was hij wel wat verlegen in een volle kamer met allemaal vreemden terwijl hij vroegtijdig uit z'n middagslaap was gewekt. Maar later, toen het ook wat rustiger werd, ging dat snel over.

Hij heeft de leeftijd waarbij hij allerlei dingen gaat onderzoeken. Op een gegeven momen heb ik hem de zaklantaren laten zien die ik op m'n verjaardag heb gekregen en hem laten zien dat je er mee kon schijnen. Toen hij dat door had, vond hij steeds weer nieuwe dingen om op te schijnen. We zijn ook nog naar de donkere badkamer geweest. Dat vond hij leuk.

Maar zoals alle kinderen, doet hij soms ook net wat hem gevraagd wordt. Zo zat hij op een gegeven moment op de bank en hij had iets op de grond gegooit en moest het oppakken. Hij zat tussen Gerda en Pieter, zijn ouders, in. Toen begonnen ze beide tegelijkertijd met: "Daar komt een muisje aangelkropen...". Hij heeft een hekel aan dat kinderspelletje. Dus toen de vinger van beide ouders z'n nek hadden bereikt, sprong hij op en deed wat hem gezegd werd.

Even later raakte hij in een namaak nies/hoest bui. Hij zegt dan aan een stuk door "hatsie" en blaast, terwijl er niets aan de hand was. Toen hij daar niet direkt mee ophield, riep Gerda op een gegeven moment tegen Pieter: "Geef me je aansteker eens even snel." Ik dacht, wat gaat er nu weer gebeuren. Toen Gerda de aansteker had, werd Rik er bij geroepen. Ze liet hem de vlam uitblazen. Toen bleek dat hij er moeite mee heeft om echt te blazen. Toch lukte het hem na een paar pogingen. Toen mocht hij het nog twee keer proberen. Bij de laatste keer speelde Gerda vals door ook mee te blazen, maar toen was het wel over. Dit zijn van die gekke truckjes, maar ze werken wel.



Iedere ochtend wanneer ik warm onder de douche vandaan kom, loop ik naar het balkon, op m'n bloten voeten, om daar m'n handdoek op te hangen. De vloer van het balkon is van beton en kan dus steenkoud zijn. Hoe koud het buiten ook is, het is nooit te koud. Ja soms in de winter doet het zelfs een beetje pijn aan m'n voeten, dan loop ik op m'n tenen en ga ik steeds anders staan, maar zelfs dan doen het niet echt pijn. Vaak voel ik me op zo'n moment trots dat ik de elementen, de kou kan weerstaan. Een gevoel dat ik sterker ben dan de kou, de natuurkrachten, vervult me dan. Ik geniet intens van het moment. Ik schrik er wakker van op een bepaalde manier. Ik ervaar de harde realiteit: mijn voeten op het koude beton. De damp die uit m'n mond komt en de kou op m'n warme gezicht.

En toch besef ik het bedrog er van. Want ik kom net onder de warme douche vandaan, en zonder dat zou ik het nooit kunnen. Het is het sauna-effect. En ook weet ik dat het maar voor een moment is, want nadat ik m'n handdoek heb opgehangen, kan ik zo weer de warme woonkamer instappen. Al met al is het misschien maar 15 seconden dat ik buiten ben en ik verbeeld me de kou uren te kunnen weerstaan.



Kloosters

Gisteren las ik in de volkskrant over een reeks documentaires op TV die over kloosters gaan. De eerste aflevering gaat over een klooster dat op een eilandje voor de Franse kust ligt, totaal afgezonderd van de wereld. Dat zo iets nog bestaat in Europa. Maar ergens toch niet zo verwonderlijk voor een cultuur die zo materialistisch en jachtig is en waar mensen zih zo bezig houden met vergankelijke dingen.

Ergens verlang ik wel naar het leven van een kloosterling. Het wordt gekenmerkt door eenvoud en regelmaat.
10-11-92
Een leven ontdaan van allerlei overbodige luxe en veranderingen. Ergens geeft het een soort geborgenheid, omdat zo veel dingen afgebakend zijn, hun grenzen hebben. Grenzen zijn geen beperkingen, maar creeëren juist de ruimte om je in een andere richting te ontplooien, vooral in het geval je zelf voor die grenzen hebt gekozen.

Maar is dit verlangen niet een vlucht. Zou het leven werkelijk zoveel gemakkelijker zijn, en zou de geestelijke ontplooing die ik me zo voorstel wel te realiseren zijn? Is geestelijke ontplooing dan wel afhankelijk van omstandigheden? Nee, ik denk het niet. Het heeft juist te maken met hoe je op omstandigheden reageert. Iedere omstandigheid, iedere manier van leven beid dezelfde mogelijkheden om je geestelijk te ontwikkelen. Mits natuurlijk dat je op een wijze manier met die omstandigheden omgaat en je jezelf niet in omstandigheden brengt die niet in overeen stemming zijn met het doel dat je nastreeft.

Wat is ware geestelijke ontplooing? Dat is natuurlijk een essentiele vraag. Wij kunnen alleen uit onszelf het antwoord vinden op die vraag, als we er oprecht na zoeken. Met "uit onszelf" bedoel ik niet dat het antwoord in onszelf te vinden is, maar meer dat andere ons het antwoord niet kunnen geven. Nee, we moeten het zelf vinden, andere kunnen ons alleen iets aanreiken.

Het zelfde geldt overigens voor een hele boel andere (essentiele) levensvragen.

16-11-92

Iedere keer als de samenstelling van onze flat veranderd, is er weer zo'n periode waarin plotseling bepaalde dingen zoek raken. Zo was ik net de scharen kwijt. Ik zeg scharen, want ik weet zeker dat we er meer dan een hebben. Ze lagen niet in de bestekla, daar horen ze volgens mij. Toen bedacht ik me dat dit weer zo'n berucht geval van kwijtraken was en ik wist dat ik ze op een hele vreemde (voor mij althans) plaats zou terug vinden. En ja, ik vond ze beide, bij elkaar, in een mandje, in de boekenkast. Die hebben nu dus weer een andere vaste plaats gekregen en wie weet waar ze over drie jaar zullen liggen, als ik weer met andere samenwoon.

26-11-92

Vanacht werd ik wakker van het lawaai van wapperende kleren. Het stormde. Ik herinnerder me weer een fragment uit het weerbericht van gisteren: "zuidwester storm". Half wakker maakte ik me allerlei vreemde voorstellingen van wat er allemaal zou kunnen gebeuren. Zou ik de kooi van Sunshine, het konijn dat voor een week bij ons logeert, misschien verder van het raam zetten? In gedachte zag ik de grote dubbelglazige ruit in de woonkamer al neerstorten op de kleine kooi. Totaal onrealistisch, maar dat besef je natuurlijk niet op zo'n moment.

M'n slaapkamer grenst aan een klein overdekt balkon waar ook onze waslijnen hangen. Als het dan waait wapperen de kleren die er aan hangen. In het half donker is het heel erg indrukwekkend maar het stelt natuurlijk niets voor.

Toch waaide het hard. Ik hoorde allerlei fluit geluiden en dacht aan de draden tussen de electriciteitsmasten niet ver van onze flat. Nu lijkt me dat toch wat onrealistisch; misschien dat de wind fluitte tussen de masten zelf.

Ik sliep pas in toen de wind ging liggen en het wat stiller werd.

Vanochten waaide de wolken nog steeds met hoge snelheid voorbij; maar het was toch stil; alsof het alleen hoog in de lucht waaide.

(Wordt vervolgt)


Mijn dagboeken